De maand Rabi al-Thani en Sheikh ʿAbdul Qadir Jilani
Inhoud
- 1 Ontdek de betekenis en herkomst van Rabīʾ al-Thānī
- 2 Van verlaten huizen naar bewoonde huizen
- 3 Herdenking van Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī
- 4 Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī een uitmuntende geleerde
- 5 Ghawth al-Aʾẓam: De Grote Redder
- 6 De school van Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī
- 7 Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī en het verrichten van wonderen
- 8 De nobele elfde van de maand: Giyarwīn Sharīf
- 9 Gedenk je voorgangers in het geloof
- 10 Beloning voor liefdadigheid namens een overledene
- 11 De beloning van goede daden schenken aan anderen
- 12 De Giyarwīn Sharīf volgens de Sharia
- 13 Eerbied en respect bewaren voor onze voorganger en geleerden
Ontdek de betekenis en herkomst van Rabīʾ al-Thānī
Het woord ‘Rabīʾ’ betekent ‘lente’ en ‘Thānī’ betekent ‘tweede’, waardoor de maand letterlijk ‘tweede lente’ betekent. De lente kent twee periodes: in de eerste bloeien de knoppen en bloemen, en in de tweede rijpen de vruchten. De eerste periode heet Rabīʾ al-Awwal (eerste lente), en de tweede heet Rabīʾ al-Thānī (tweede lente). [1]
Deze namen werden gegeven omdat de maanden destijds samenvielen met de lente. Aangezien de islamitische kalender op de maancyclus is gebaseerd, verschuiven de maanden elk jaar en vallen ze niet altijd in dezelfde seizoenen.
Van verlaten huizen naar bewoonde huizen
Een andere verklaring is dat de Arabieren in de maand Ṣafar hun huizen verlieten om oorlog te voeren en te reizen, waardoor hun huizen leeg stonden. Ṣafar betekent namelijk “leeg zijn”. Het woord ‘Rabīʾ’ is afgeleid van ‘Irtibāʾ,’ wat ‘in de lente verblijven’ betekent. In de maanden Rabīʾ al-Awwal en Rabīʾ al-Thānī bleven ze echter thuis in plaats van op oorlogspad te gaan of te reizen. Daarom werd de eerste maand ‘Rabīʾ al-Awwal’ genoemd en de tweede maand ‘Rabīʾ al-Thānī.’ Samen staan deze maanden ook bekend als ‘al-Rabīʿayn,’ wat ‘de twee lentes’ betekent. [2]
Historisch gezien zijn er geen specifieke verplichtingen of feesten in deze maand. Deze maand heeft echter wel zijn voortreffelijkheid verkregen.
Herdenking van Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī
In de maand Rabīʿ al-Thānī wordt de grote geleerde en soefiemeester Sheikh ʿAbdul Qādir al-Jīlānī (470–561 AH / 1077–1166 AD), moge Allah genade met hem hebben, herdacht. Deze herdenkingsbijeenkomst staat bekend als “Giyarwīn Sharīf”, wat “de nobele elfde” betekent. De naam verwijst naar de elfde dag van Rabīʿ al-Thānī, de dag waarop hij is overleden. [3] [4]
Op de vraag of er een basis is voor deze gewoonte om de herdenkingsbijeenkomsten (ʿUrs) van de onze Sheikhs en geleerden op hun sterfdagen te onderhouden?
Sheikh ʿAbd al-Ḥaqq Bin Sayf al-Dīn al-Dihlawī (1052 AH) antwoordde hierop en zei: Dan zou ik in antwoord zeggen dat ik dezelfde vraag aan mijn Sheikh, Imām ʿAbd Al-Wahhāb Al-Muttaqī Al-Makkī (1001 AH) heb gevraagd:
“Waarom kiezen ze specifiek voor deze dag en niet voor een andere dag?” Hij antwoordde: “Gastvrijheid is altijd een soenna, los van de keuze voor specifieke dagen. Er is geen reden om hier een punt van te maken. In de Shariah zijn er voorbeelden van dergelijke praktijken, zoals het handen schudden na het gebed door sommige Sheikhs, of het aanbrengen van Kohl (oogpoeder) op de tiende van Muḥarram (ʿĀshūrā). Surma aanbrengen is een algemene soenna, maar het toewijzen van een specifieke dag ervoor is een innovatie.”
Daarna zei hij: “Sommige latere Sheikhs hebben van de Marokkaanse Sheikhs overgeleverd dat er op de dag van hun hereniging met hun Heer met meer hoop is dat het gevuld is met goedheid, eer, zegen en licht dan andere dagen.” Hij boog toen lange tijd zijn hoofd en zei vervolgens: ” In de tijd van de vrome voorgangers (salaf) bestond dit niet; het behoort tot de goede werken van de latere geleerden. En Allah de Verhevene weet het beste.” [3]
Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī een uitmuntende geleerde
Sheikh ʿAbdul Qādir Jīlānī was een invloedrijke soefi-heilige en geleerde uit de 11e eeuw. Hij werd geboren in de stad Jilan in Iran. Hij stichtte de Qādiriyyah-orde van het soefisme. Deze orde is bekend om de nadruk op persoonlijke toewijding aan Allah, spirituele discipline en dienstbaarheid aan anderen. De discipelen van deze soefi-orde worden Qādirī genoemd, naar zijn naam, ʿAbdul Qādir.
Sheikh ʿAbdul Qādir al-Jīlānī was een uitmuntende geleerde van zijn tijd en imam van de Ḥanbalī-school. Hij stond bekend om zijn rechtschapenheid en diepe vroomheid. Hij wijdde zich intens aan het gedenken van Allah en was voortdurend in overpeinzingen verzonken. Hij verkreeg zijn kennis onder meer bij Sheikh Abū Saʿd al-Mukharrimī, de stichter van de school in Bāb al-Azj te Bagdad (513 AH). De Sheikh zweeg meer dan hij sprak, en zijn ogen vulden zich snel met tranen uit vrees voor Allah. [5] [6]
Ghawth al-Aʾẓam: De Grote Redder
Sheikh ʿAbdul Qādir al-Jīlānī is beroemd om zijn vele titels, waaronder ‘de Kroon van de Mystici’ (Tāj al-ʿĀrifīn), ‘de Herbezieler van het Geloof’ (Muḥyi al-Dīn), ‘de Sheikh der Sheikhs’ (Sheikh al-Shuyūkh), ‘de Wentelas van Bagdad’ (Quṭb Baghdād), ‘de Sultan der Heiligen’ (Sultan al-Awliyā’), ‘de Grijze Valk’ (al-Bāz al-Ashhab) en zijn meest bekende titel, ‘de Grote Helper’ (al-Ghawth al-Aʿẓam). [7]
De school van Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī
Abū Saʿd al-Mukharrimī (513 AH) bouwde een bescheiden school bij de Bāb al-Azj en droeg deze over aan Sheikh ʿAbdul Qādir. Daar gaf hij krachtige vermaningen en lezingen. Hij sprak vaak over ingevingen van het hart en verwierf grote faam en volledige acceptatie. Hij verliet zijn school alleen op vrijdag of om naar het ribāṭ (spirituele retraite) te gaan. [6]
De meeste inwoners van Bagdad bekeerden zich op zijn hand, en velen bekeerden zich tot de islam. De toestroom van mensen werd zo groot dat de school te klein werd. Sheikh ʿAbdul Qādir gaf daarna zijn bijeenkomsten buiten, bij de stadsmuur van Bagdad. Velen kwamen daar tot inkeer. Dankzij de steun van het volk werd de school herbouwd en uitgebreid. Sheikh ʿAbdul Qādir woonde daar en bleef daar onderwijzen en preken tot aan zijn overlijden. [8]
Sheikh ʿAbdul Qādir Jilānī en het verrichten van wonderen
Het verrichten van wonderen is geen voorwaarde en ook geen vereiste om een heilige te zijn. Er zijn heiligen die geen wonderen hebben verricht, terwijl van anderen vele wonderen zijn overgeleverd. Zolang deze wonderen via betrouwbare overleveringsketens zijn doorgegeven, worden ze geaccepteerd. [9]
Heiligen tonen hun wonderen niet om indruk te maken. Het is te vergelijken met een spirituele reis waarin zij snel voortbewegen naar de nabijheid van Allah. Tijdens deze reis ontstaan soms flitsen door de snelheid. Deze flitsen zijn de wonderen die zich voordoen, maar het verrichten van wonderen is geen doel op zich.
Sheikh ʿAbd Al-Qādir al-Jīlānī was een van de heiligen van wie vele wonderen zijn overgeleverd. Geleerden hebben zelfs aangegeven: “Er zijn geen wonderen overgeleverd met zo’n massale overleveringsketen (tawātur) van iemand anders dan Sheikh ʿAbd Al-Qādir.” Zijn leerlingen, discipelen en andere geleerden hebben deze wonderen overgeleverd en zijn hiervan getuige geweest. [10]
De nobele elfde van de maand: Giyarwīn Sharīf
De Giyarwīn Sharīf is een bijeenkomst die wordt gehouden om de beloningen van goede daden (Īṣāl al-thawāb) te schenken aan Sheikh ʿAbd al-Qādir al-Jīlānī. Zijn overlijdingsdag valt op 11 Rabīʾ al-Thānī. Ter nagedachtenis worden daarom bijeenkomsten georganiseerd onder de naam Giyarwīn Sharīf.
Tijdens deze bijeenkomsten worden de Koran gereciteerd, lofzangen ter ere van de Profeet en de heiligen gezongen, en toespraken gehouden. Ook wordt dzikr (meditatie en contemplatie) verricht en de vrome voorgangers worden herdacht. Daarnaast wordt er eten en drinken uitgedeeld, en wordt de traditionele Fātiḥa verricht, waarbij passages uit de Koran worden gereciteerd.
Deze handelingen dienen als eerbetoon en overdracht van zegeningen aan Sheikh ʿAbd al-Qādir al-Jīlānī. Deze praktijk wordt ondersteund door de Koran, Hadith en de uitspraken van de geleerden en vrome voorgangers (salaf ṣāliḥīn).
Er is geen specifieke plaats of tijd vastgelegd voor het houden van de Giyarwīn Sharīf. Deze bijeenkomsten kunnen op elk moment en op elke locatie worden gehouden, zoals in een moskee, een school of iemands huis, zoals gebruikelijk is binnen de islamitische gemeenschap.
Gedenk je voorgangers in het geloof
In de Koran heeft Allah een praktijk van de metgezellen geprezen en voor altijd in Zijn Heilige Woord vastgelegd. In Soera al-Hashr, vers 10 zegt Allah:
“En degenen die na hen komen, zeggen: ‘O onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons in het geloof zijn voorgegaan, en laat geen wrok in onze harten achter voor degenen die geloven. O onze Heer, U bent zeker Zachtaardig en Meest Genadevol.” [11]
Met betrekking tot dit vers schrijft Ahmad Yaar Khan Naeemi (1391 AH), moge Allah hem genadig zijn:
“Uit dit vers leren we twee belangrijke zaken. Ten eerste zou men niet alleen voor zichzelf smeekbeden moeten doen, maar ook voor de vrome voorgangers (salaf). Ten tweede zijn de herdenkingen van deze vrome voorgangers, zoals herdenkingsbijeenkomsten (ʿUrs), Koranrecitaties (Khatm), het uitdelen van voedsel (Niyāz) en gebeden voor de overledenen (Fātiḥa), waardevolle handelingen. In deze bijeenkomsten wordt gebeden voor deze vrome persoonlijkheden, in het bijzonder voor de metgezellen van de Profeet (Ṣaḥāba) en het gezin van de Profeet (Ahl al-Bayt).” [12]
Beloning voor liefdadigheid namens een overledene
Beloningen van liefdadigheid en andere goede daden kunnen worden overgedragen aan overledenen. In Ṣaḥīḥ al-Bukhārī staat een overlevering van Vrouwe ʿĀisha, moge Allah tevreden met haar zijn. Zij overleverde het volgende:
“Een man vroeg aan de Profeet, vrede zij met hem: ‘Mijn moeder is plotseling overleden, en ik denk dat ze, als ze had kunnen spreken, iets aan liefdadigheid zou hebben gegeven. Zal zij beloning krijgen als ik namens haar in liefdadigheid geef?’ Hij antwoordde: “Ja.” [13]
De beloning van goede daden schenken aan anderen
Beloningen van goede daden kunnen aan alle gelovige mannen en vrouwen worden geschonken, ongeacht of zij leven of overleden zijn. De grote rechtsgeleerde Sheikh Ibn ʿĀbidīn al-Shāmī vermeldt in zijn werk Radd al-Muḥtār ʿalā al-Durr al-Mukhtār (1252 AH):
“Onze geleerden hebben in het hoofdstuk over het verrichten van de Ḥajj namens iemand anders verklaard dat een persoon de beloning van zijn daden kan schenken aan een ander. Dit geldt voor daden zoals het gebed, vasten, liefdadigheid of andere goede daden.”
De Sheikh schreef, na het aanhalen van enkele bronnen:
“Het is beter voor iemand die vrijwillige liefdadigheid geeft om de intentie te hebben dit op te dragen aan alle gelovige mannen en vrouwen. Deze beloning zal hen allen bereiken zonder dat dit de beloning van de schenker vermindert.” Dit is de opvatting van Ahl al-Sunnah wa al-Jamāʿah.” [14]
De Giyarwīn Sharīf volgens de Sharia
In zijn werk Fatāwā Rizwiyyah bespreekt Imam Aḥmad Razā Khān (1340 AH) de status van Giyarwīn Sharīf. Hij behandelt dit onderwerp zowel als een individuele aanbeveling als in de bredere context van iṣāl al-thawāb (het schenken van beloningen aan overledenen). Imam Aḥmad Razā Khān legt uit:
“De Giyarwīn Sharīf is als individuele handeling aanbevolen (mustaḥab). In algemene zin, als een middel tot overdracht van beloningen (iṣāl al-thawāb), wordt het beschouwd als een soenna. Met soenna wordt hier de praktijk van de Gezant van Allah bedoeld, vrede en zegeningen zij met hem en zijn familie. Deze soenna is aanbevolen (soenna qawliyah mustaḥabbah).
Binnen de soennitische gemeenschap beschouwt niemand het als religieus verplicht om dit op de elfde dag te doen. Wie dit als verplicht beschouwt, maakt een vergissing. Iṣāl al-thawāb kan op elke dag worden uitgevoerd. Het kiezen van een specifieke dag voor deze daad is geen probleem, zolang men het niet als religieus verplicht ziet.
De Gezant van Allah, vrede en zegeningen zij met hem, vastte bijvoorbeeld elke maandag vrijwillig. Zou hij op zondag of dinsdag hebben gevast, dan zou dit ook toegestaan zijn. Dit betekent niet dat hij, Allah verhoede, maandag vasten als verplicht beschouwde. Hetzelfde geldt voor de gebruiken van de derde dag (tījā) en de veertigste dag (chaliswān) na iemands overlijden.” [15]
Eerbied en respect bewaren voor onze voorganger en geleerden
De maand Rabīʾ al-Thānī heeft in de islamitische traditie een bijzondere betekenis. Dit komt vooral door de herdenking van Sheikh ʿAbdul Qādir al-Jīlānī. Door de eeuwen heen hebben moslims deze maand omarmd als een periode voor spirituele toewijding en liefdadigheid.
Tegenwoordig wordt echter steeds vaker opgemerkt dat de waardering en respect voor ouderen en voorgangers afneemt. Daarom is het extra belangrijk om herdenkingsbijeenkomsten te organiseren. Dit geldt vooral voor onze geleerden en vrome voorgangers.
Deze bijeenkomsten helpen de gemeenschap om liefde en respect te ontwikkelen voor hen die ons voorgingen. Met name voor de volgende generatie bieden deze bijeenkomsten inspiratie om hun pad te volgen. Moge deze maand ons allen inspireren tot hernieuwde toewijding aan Allah en het koesteren van de goede daden van onze voorgangers.
[1]
ومنهم من يسمي الفصل الذي تدرك فيه الثمار، وهو الخريف، الربيع الاول ويسمى الفصل الذي يتلو الشتاء وتأتي فيه الكمأة والنور الربيع الثاني، وكلهم مجمعون على أن الخريف هو الربيع؛ قال ابو حنيفة: يسمى قسما الشتاء ربيعين: الاول منهما ربيع الماء والامطار، والثاني ربيع النبات لأن فيه ينتهي النبات منتهاه، قال: والشتاء كله ربيع عند العرب من أجل الندى، قال: والمطر عندهم ربيع متى جاء، والجمع أربعة وربع. وشهرا ربيعٍ سميا بذلك لأنهما حدا في هذا الزمن فلزمهما في غيره وهما شهران بعد صفر، ولا يقال فيهما إلا شهر ربيع الاول وشهر ربيع الآخر. والربيع عند العرب ربيعان: ربيع الشهور وربيع الازمنة، فربيع الشهور شهران بعد صفر، وأما ربيع الازمنة فربيعان: الربيع الاول وهو الفصل الذي تأتي فيه الكمأة والنور وهو ربيع الكلإ، والثاني وهو الفصل الذي تدرك فيه الثمار، ومنهم من يسميه الربيع الاول.
Ibn Manẓūr (711 AH), Lisān al-ʿArab, deel 7, Ḥarf al-ʿAyn, Fasl al-Rā’ (Beiroet: Dar Sader, 2003), 102-03.
[2]
وصفر سمي بذلك لخلو بيوتهم منهم حين يخرجون للقتال والأسفار، يقال: صفر المكان إذا خلا ويجمع على أصفار كجمل وأجمال وشهر ربيع الأول سمي بذلك لارتباعهم فيه والارتباع الإقامة في عمارة الربع ويجمع على أربعاء كنصيب وأنصباء وعلى أربعة كرغيف وأرغفة. وربيع الآخر كالأول.
Abū al-Ḥasan ʿAlī Bin Muḥammad Bin ʿAbd al-Ṣamad ʿIlm al-Dīn al-Sakhāwī al-Miṣrī al-Shāfiʿī (643 AH), Tafsīr al-Qur’ān al-ʿAẓīm, deel 1, Thālithan, al-Sakhāwī fī Muṣannafāt al-Ākharīn (Caïro: Dar al-Nashr lil-Jamiat, 2009), 27.
[3]
وقد اشتهر في ديارنا هذا اليوم الحادي عشر، وهو المتعارف عند مشايخنا من أهل الهند من أولاده، كذا ذكر شيخنا وسيدنا السيد البهي الرضي الوضي أبو المحاسن سيدي الشيخ موسى الحسني الجيلاني ابن الشيخ الكامل العارف المعظم المكرم أبي الفتح الشيخ الحامد الحسني الجيلاني، نقلا من “أوراد القادرية” تصنيف المخدوم الأعظم الأكرم الأمجد الأفخم ولي الله بالاتفاق، الذي يقال له المخدوم الثاني والشيخ عبد القادر الثاني، قدس روحه، مما نقل فيها عن آبائه الكرام رحمة الله عليهم أجمعين، وذكر الشيخ الإمام عبد الله اليافعي في كتابه “خلاصة المفاخر” وفي تاريخه المشهور المسمى بـ “مرآة الجنان” أن وفاته في شهر ربيع الآخر من سنة ستين أو إحدى وستين وخمسمائة، ولم يعين اليوم، وذلك إما لعدم علمه بذلك أو لاختلاف وقع هنالك، وقد يقال: إن وفاته رضي الله تعالى عنه في اليوم السابع عشر، ولا أصل له، والله أعلم. فإن قلت: هل لهذا العرف الذي شاع في ديارنا في حفظ أعراس المشايخ في أيام وفاتهم أصل؟، فإن كان عند علم بذلك فاذكره.
قلت: قد سألت عن ذلك شيخنا الإمام عبد الوهاب المتقي المكي، فأجاب بأن ذلك من طرق المشايخ وعاداتهم، ولهم في ذلك نيات، قلت: كيف تعين ذلك اليوم دون سائر الأيام، فقال: الضيافة مسنونة على الإطلاق فاقطعوا النظر عن تعيين اليوم، وله نظائر كمصافحة بعض المشايخ بعد الصلاة، وكالاكتحال يوم عاشوراء فإنه سنة على الإطلاق، وبدعة من جهة الخصوصية، ثم قال: وقد ذكر بعض المتأخرين من مشايخ المغرب أن اليوم الذي وصلوا فيه إلى جناب العزة وحظائر القدس، يرجى فيه من الخير والكرامة والبركة والنورانية أكثر وأوفر من سائر الأيام، ثم أطرق مليا، ثم رفع رأسه فقال : لم يكن في زمن السلف شيء من ذلك، وإنما هو من مستحسنات المتأخرين، والله أعلم
Abū al-Majd ʿAbd al-Ḥaqq Bin Sayf al-Dīn al-Dihlawī (1052 AH), Mā Thabata min al-Sunnah fī Ayyām al-Sanah, Shahr Rabīʾ al- Ākhar (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 2018), 197-8.
[4]
شهر ربيع الآخر تذييل في ذكر نبذة من أحوال شهر ربيع الآخر: ومما يناسب أن يجعل تلوا وتذييلا لأحوال هذا الشهر المكرم المفضل – أعني شهر ربيع الأول – ذكر شهر ربيع الآخر، خصناه الله بالفيض الباطن والظاهر، وما فيه من قضية وفاة سيدنا ومولانا القطب الفرد الغوث شيخ الإسلام والمسلمين غوث الأعظم حضرة غوث الثقلين، الشيخ محيي الدين أبي محمد عبد القادر الحسني الجيلاني رضي الله تعالى عنه وأرضاه عنا
Abū al-Majd ʿAbd al-Ḥaqq Bin Sayf al-Dīn al-Dihlawī (1052 AH), Mā Thabata min al-Sunnah fī Ayyām al-Sanah, Shahr Rabīʾ al- Ākhar (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 2018), 196.
[5]
قال السمعاني : كان عبد القادر من أهل جيلان إمام الحنابلة وشيخهم في عصره ، فقيه صالح دين خير ، كثير الذكر ، دائم الفكر ، سريع الدمعة ، تفقه على المخرمي ،
Shams ad-dīn Muḥammad ibn Aḥmad ibn ʿUthmān al-Dzahabī (748 AH), Siyar Aʿlām an-Nubalā, deel 20, al-Ṭabaqah al-Tāsiʿah wa al-ʿIshrūn al-Sheikh ʿAbd al-Qādir (Beiroet: Muassasah al-Risalah, 2001), 440.
[6]
قال صاحب ” مرآة الزمان ” كان سكوت الشيخ عبد القادر أكثر من كلامه ، وكان يتكلم على الخواطر ، وظهر له صيت عظيم وقبول تام ، وما كان يخرج من مدرسته إلا يوم الجمعة أو إلى الرباط ، وتاب على يده معظم أهل بغداد ، وأسلم خلق ، وكان يصدع بالحق على المنبر ، وكان له كرامات ظاهرة .
Shams ad-dīn Muḥammad ibn Aḥmad ibn ʿUthmān al-Dzahabī (748 AH), Siyar Aʿlām an-Nubalā, deel 20, al-Ṭabaqah al-Tāsiʿah wa al-ʿIshrūn al-Sheikh ʿAbd al-Qādir (Beiroet: Muassasah al-Risalah, 2001), 449.
[7]
رابعا : الامام عبد القادر الجيلاني
الامام السيد الشيخ عبد القادر الجيلي ( ٤٧٠ هـ – ٥٦١ هـ) الموصفوف بـ “تاج العارفين
و “محيي الدين” و “شيخ الشيوخ” و “قطب بغداد ” وسلطان الأولياء واشهرها ” الباز الاشهب”
Nūr al-Dīn ʿAlī Bin Yūsuf al-Shaṭnūfī (713 AH), Bahjat al-Asrār wa Maʾdin al-Anwār fī Baʾḍ Manāqib al-Bāz al- Ashhab Sheikh ʿAbd al-Qādir al-Jīlānī, ed. Jamaluddin Al-Jailani, Dzikr Ṭarīqah Raḍiy Allāh ʿanh (Marokko: Al-Munaẓẓamah al-Maghribiyyah li al-Tarbiyyah wa al-Thaqāfah wa al-ʿUlūm, 2013), 38.
[8]
قال ابن الجوزي كان أبو سعد المخرمي قد بنى مدرسة لطيفة بباب الأزج ، ففوضت إلى عبد القادر ، فتكلم على الناس بلسان الوعظ ، وظهر له صيت بالزهد ، وكان له سمت وصمت ، وضاقت المدرسة بالناس ، فكان يجلس عند سور بغداد مستندا إلى الرباط ، ويتوب عنده في المجلس خلق كثير ، فعمرت المدرسة ، ووسعت ، وتعصب في ذلك العوام ، وأقام فيها يدرس ويعظ إلى أن توفي .
Shams ad-dīn Muḥammad ibn Aḥmad ibn ʿUthmān al-Dzahabī (748 AH), Siyar Aʿlām an-Nubalā, deel 20, al-Ṭabaqah al-Tāsiʿah wa al-ʿIshrūn al-Sheikh ʿAbd al-Qādir (Beiroet: Muassasah al-Risalah, 2001), 441.
[9]
قوله: و نؤمن بما جاء من كراماتهم، وصح عن الثقات من رواياتهم
Abū Jaʿfar al-Ṭaḥāwī (31), Matn al-ʿAqīdah al-Ṭaḥāwiyyah, 128 (Beiroet: Dar Ibn Hazm, 1995), 31.
[10]
قال شيخنا الحافظ أبو الحسين علي بن محمد : سمعت الشيخ عبد العزيز بن عبد السلام الفقيه الشافعي يقول : ما نقلت إلينا كرامات أحد بالتواتر إلا الشيخ عبد القادر
Shams ad-dīn Muḥammad ibn Aḥmad ibn ʿUthmān al-Dzahabī (748 AH), Siyar Aʿlām an-Nubalā, deel 20, al-Ṭabaqah al-Tāsiʿah wa al-ʿIshrūn al-Sheikh ʿAbd al-Qādir (Beiroet: Muassasah al-Risalah, 2001), 443.
[11]
وَالَّذِينَ جَاءُوا مِن بَعْدِهِمْ يَقُولُونَ رَبَّنَا اغْفِرْ لَنَا وَلِإِخْوَانِنَا الَّذِينَ سَبَقُونَا بِالْإِيمَانِ وَلَا تَجْعَلْ فِي قُلُوبِنَا غِلًّا لِّلَّذِينَ آمَنُوا رَبَّنَا إِنَّكَ رَءُوفٌ رَّحِيمٌ (10)
Koran, 59:10.
[12]
اس سے دو مسئلے معلوم ہوئے ایک یہ کہ صرف اپنے لیے دعا نہ کرے، سلف کے لیے بھی کرے، دوسرے یہ کہ بزرگان دین خصوصاً صحابہ کرام و اہل بیت کے عرس، ختم، نیاز، فاتحہ اعلیٰ چیزیں ہیں کہ ان میں ان بزرگوں کے لیے دعا ہے۔
Ahmad Yaar Khan Naeemi (1391 AH), Ḥāshiyaẗ Al-Qurʾān Nūr Al-ʿIrfān ʿAlā Kanz Al-Īmān Aur Al-Maʿrūf Bi Tafsīr Nūr Al-ʿIrfān, Surah al- Hasr, Ayat 10 (Delhi: Farid Book Depot Pvt Ltd, z.d.) 873.
[13]
حدثنا سعيد بن أبي مريم حدثنا محمد بن جعفر قال أخبرني هشام بن عروة عن أبيه عن عائشة رضي الله عنها أن رجلا قال للنبي صلى الله عليه وسلم إن أمي افتلتت نفسها وأظنها لو تكلمت تصدقت فهل لها أجر إن تصدقت عنها قال نعم
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 1, Kitāb al-Janāiz, Bāb Mawt al-Fajā’at al-Baghtah (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 467.
[14]
صرح علماؤنا في باب الحج عن الغير بأن للإنسان أن يجعل ثواب عمله لغيره صلاة أو صوما أو صدقة أو غيرها كذا في الهداية بل في زكاة التتارخانية عن المحيط : الأفضل لمن يتصدق نفلا أن ينوي لجميع المؤمنين والمؤمنات لأنها تصل إليهم ولا ينقص من أجره شيء ا هـ هو مذهب أهل السنة والجماعة
Muḥammad Amīn ʿAmr bin Abd al- ʿAzīz bin ʿĀbidīn al-Dimashqī (1252 AH), Rad al-Muḥtār ʿalā al-Durr al-Mukhtār, deel 2 Kitāb al-Ṣalāh, Bāb Ṣalāt al-Janāzah, Maṭlab fī Ziyārat al-Qubūr (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1992), 243.
[15]
گیا رہویں شریف اپنے مرتبہ فردیت میں مستحب ہے اور مرتبہ اطلاق میں کہ ایصال ثواب ہے ، سنت ہے اورسنت سے مراد سنت رسول اللہ صلی اللہ علیہ وآلہ وسلم اور یہ سنت قولیہ مستحبہ ہے … سنیوں میں کوئی اسے خاص گیارہویں تاریخ ہو نا شرعاً واجب نہیں جانتا اور جو جانے محض غلطی پر ہے ۔ ایصال ثواب ہر دن ممکن ہے اور کسی خصوصیت کے سبب ایک تاریخ کا التزام ، جبکہ اسے شرعاً واجب نہ جانے ، مضائقہ نہیں ۔ رسول اللہ صلی اللہ علیہ وآلہ وسلم ہر پیر کو نفلی روزہ رکھتے، کیا اتوار یا منگل کو رکھتے ، تو نہ ہوتا ؟یا اس سے یہ سمجھا گیا کہ معاذاللہ ! حضور نے پیر کا روزہ واجب سمجھا ؟یہی حکم تیجے اور چہلم کا ہے۔
Aḥmad Razā Khān (1340 AH), Fatāwā Rizwiyyah, deel 9, al-Ḥujjat al-Fātiḥa li-Ṭīb al-Taʾyīn wa al-Fātiḥa (Lahore: Raza Foundation, 1992), 1340 AH, 606.