Inhoud
- 1 Rabīʾ al-Awwal de derde maand van het islamitische jaar
- 2 Gebeurtenissen in Rabīʾ al-Awwal
- 3 De oorsprong van de naam Rabīʾ al-Awwal
- 4 De maand Rabīʾ al-Awwal is een zegenrijke maand
- 5 De komst van de Profeet Mohammed ﷺ
- 6 Het toewensen van een gezegende Rabīʾ al-Awwal
- 7 Bijeenkomsten van de metgezellen ter herdenking van de Profeet
- 8 Blijdschap van Abū Lahab bij de geboorte van de Profeet
- 9 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn al-Jazarī (833 AH)
- 10 Verklaring van al-Ḥāfiẓ ʿImād al-Dīn Ibn Kathīr (774 AH)
- 11 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn Nāṣir al-Dīn al-Dimashqī (842 AH)
- 12 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Aḥmad bin ʿAlī bin Ḥajar al-Asqalānī (852 AH)
- 13 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shihāb al- Dīn al- Qasṭalānī (686 AH)
- 14 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Abū Al-Faraj Ibn al- Jawzī (597 AH)
- 15 Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shihāb Al-Dīn Aḥmad Ibn Ḥajar Al-Haytamī (974 AH)
Rabīʾ al-Awwal de derde maand van het islamitische jaar
De derde maand van het islamitische jaar is Rabīʾ al-Awwal. Deze maand wordt als buitengewoon zegenrijk beschouwd vanwege de belangrijke gebeurtenissen die hierin hebben plaatsgevonden. In deze maand vond de Hidjra plaats, de historische migratie van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, van Mekka naar Medina. Deze gebeurtenis markeert ook het begin van de islamitische jaartelling.
Gebeurtenissen in Rabīʾ al-Awwal
In dezelfde maand werd de Masjid Quba gebouwd, de eerste moskee in de islam. Daarnaast werd de beroemde Masjid al-Nabawi, de moskee van de Profeet, in Medina opgericht. De meest bijzondere gebeurtenis in deze maand is echter de geboorte van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem. Bovendien is dit ook de maand waarin de dood werd vereerd met zijn komst. Hiermee werd het tijdperk van goddelijke openbaringen voor altijd afgesloten.
De oorsprong van de naam Rabīʾ al-Awwal
Er zijn veel verklaringen over de oorsprong van de naam Rabīʾ. In het Arabisch betekent Rabīʾ “lente”. De islamitische kalender bevat twee maanden met de naam Rabīʾ. Om onderscheid tussen deze maanden te maken, worden ze respectievelijk Rabīʾ al-Awwal (de eerste Rabīʾ) en Rabīʾ al-Thānī (de tweede Rabīʾ) genoemd. Geleerden hebben hierover gezegd dat deze maanden zo werden genoemd omdat de mensen in deze periode in overvloed leefden.
De Arabieren kenden twee soorten “Rabīʾ”: de bekende Rabīʾ en de seizoensgebonden Rabīʾ. De bekende Rabīʾ verwijst naar de twee maanden na de maand Ṣafar, die uitsluitend bekendstaan als Rabīʾ al-Awwal en Rabīʾ al-Thānī. De seizoensgebonden Rabīʾ bestaat uit twee fasen: de eerste is Rabīʾ al-Kalā, het seizoen waarin gras ontkiemt en bloesems bloeien. De tweede fase is de periode waarin de vruchten rijpen. [1]
De maand Rabīʾ al-Awwal is een zegenrijke maand
De maand Ramadan heeft zijn waardigheid gekregen doordat de Koran daarin werd neergezonden. Op dezelfde manier heeft Rabīʾ al-Awwal zijn waardigheid ontvangen, omdat in deze maand de drager van de Koran werd geboren. De geboorte van de Profeet, vrede zij met hem, is zonder twijfel een zegenrijke gebeurtenis. Dit wordt door de wereldwijde moslimgemeenschap al sinds oudsher zo ervaren.
Imam Abū Yaḥyā Zakariya ibn Muḥammad al-Qazwīnī (682 AH) was een historicus, wiskundige, zoöloog, geograaf, natuurkundige en rechter. Hij schreef ruim 750 jaar geleden dat de maand Rabīʾ al-Awwal een zegenrijke maand is. Als reden noemde hij de geboorte van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem. Hij schreef:
“Rabīʾ al-Awwal werd ‘Rabīʾ’ (lente) genoemd, omdat de mensen hierin overvloed genieten. Het bijzondere aan deze maand is dat het een zegenrijke maand is. In deze maand opende Allah de deuren van het goede en van geluk voor de werelden, door de komst van de leider van de Gezanten. Op de 8e van deze maand arriveerde de Gezant van Allah in Medina. Op de 10e trouwde hij met Khadija, moge Allah tevreden met haar zijn. En op de 12e werd de Gezant van Allah, vrede zij met hem, geboren.” [2]
De komst van de Profeet Mohammed ﷺ
De Koran verwijst in verschillende verzen naar de komst van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem. Allah heeft Zijn Profeet op een wijze geprezen die niemand kan overtreffen. In Soera al-Anbiyā, vers 107, zegt Allah over de zending van de Profeet:
“En Wij hebben u slechts als genade voor alle werelden gezonden.” [3]
Het is belangrijk te beseffen dat de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, niet zoals de Koran rechtstreeks uit de hemel werd neergezonden. Hij werd door Allah gezonden om hier op aarde geboren te worden. Toen hij ter wereld kwam, vertelde zijn moeder dat er een licht uit haar straalde, zo intens dat het zelfs de paleizen van de Levant (Groot-Syrië) verlichtte.
Abū Umāmah zei: “Ik vroeg: O Profeet van Allah, wat was het begin van uw missie?” Hij antwoordde: “Ik ben de vervulling van de smeekbede van mijn vader Ibrāhīm (Abraham), de blijde aankondiging van ʿĪsā (Jezus), en mijn moeder zag dat er een licht uit haar kwam dat de paleizen van de Levant verlichtte.” [4]
Het toewensen van een gezegende Rabīʾ al-Awwal
Zonder twijfel is de komst van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, een grote zegen en gunst van Allah voor de gehele mensheid. In soera Āl-ʿImrān, vers 164, zegt Allah:
“Voorwaar, Allah heeft de gelovigen een grote gunst verleend door een Boodschapper uit hun midden te zenden, die hun Zijn verzen voorleest, hen reinigt en hen het Boek en de wijsheid onderwijst, terwijl zij daarvoor zeker in duidelijke dwaling verkeerden.” [5]
Het elkaar toewensen van een gezegende Rabīʾ al-Awwal is absoluut toegestaan, zegenrijk en in overeenstemming met de Koran. In deze maand hebben we immers de grote zegen en gunst van Allah ontvangen. En wanneer je zegeningen en gunsten van Allah ontvangt, moet je die verkondigen. Zoals Allah zegt in Soera ad-Ḍuḥā, vers 11:
“En wat betreft de gunsten van jouw Heer, verkondig die!” [6]
Door elkaar een gezegende Rabīʾ al-Awwal te wensen, verkondig je in feite de grote zegen, namelijk de zending van de Profeet Mohammed naar de mensheid. Hij werd gezonden om de boodschap van Allah aan ons over te brengen, ons te reinigen en ons het Boek en de wijsheid te onderwijzen. Zie hiervoor ook mijn artikel: De waarheid over ‘Jumuʿah Mubarak’: innovatie of aanvaarde traditie?
Bijeenkomsten van de metgezellen ter herdenking van de Profeet
De metgezellen van de Profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, begrepen de betekenis van dit vers. Ze hielden bijeenkomsten om de zending van de Profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, te herdenken en om Allah te danken voor Zijn leiding naar de islam.
Muʿāwiyah, moge Allah tevreden met hem zijn, vertelde: “De Gezant van Allah, vrede en zegeningen zij met hem, liep naar een kring van zijn metgezellen en vroeg hen: ‘Wat heeft jullie hier doen zitten?’ Zij antwoordden: ‘We zitten hier om Allah te gedenken, Hem te prijzen voor Zijn leiding naar Zijn religie, en voor de gunst die Hij ons heeft gegeven door u.’
Hij vroeg: ‘Zweren jullie bij Allah dat echt de enige reden is waarom jullie hier zitten?’ Zij antwoordden: ‘Bij Allah, dat is de enige reden waarom we hier zitten.’ De Profeet zei toen: “Ik vroeg het jullie niet omdat ik jullie wantrouwde, maar Jibrīl (Gabriël), vrede zij met hem, kwam naar mij en vertelde me dat Allah, de Almachtige en Majesteitelijke, met jullie pronkt tegenover de engelen.” [7]
Blijdschap van Abū Lahab bij de geboorte van de Profeet
Abū Lahab was een van de grootste vijanden van de Profeet. Vanwege zijn vijandigheid en mishandeling van de Profeet zal hij naar de hel gaan. Dit staat vermeld in soera al-Masad.
Toch biedt een overlevering in Ṣaḥīḥ al-Bukhārī een andere kijk op zijn situatie na zijn dood. Hoewel Abū Lahab een ongelovige was, verkeerde hij na zijn dood in een slechte toestand. Hij ontving echter enige verlichting.
Deze verlichting kreeg hij omdat hij vreugde voelde bij de geboorte van zijn neef Mohammed. Uit blijdschap liet hij toen zijn slavin Thuwaybah vrij. Als beloning voor deze daad mag hij elke maandag wat water drinken dat tussen zijn vingers vandaan komt. De overlevering luidt als volgt:
ʿUrwah zei: “Thuwaybah, een slavin van Abū Lahab, werd door Abū Lahab vrijgelaten, en zij zoogde de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem. Toen Abū Lahab stierf, zag een van zijn familieleden hem in een droom in een slechte toestand. Hij vroeg hem: ‘Wat heb je meegemaakt?’ Abū Lahab zei: ‘Sinds ik jullie heb verlaten, heb ik geen rust gevonden, behalve dat ik wat water heb gekregen in dit (de ruimte tussen mijn duim en andere vingers), en dat is vanwege het vrijlaten van Thuwaybah.” [8]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn al-Jazarī (833 AH)
Over deze Hadith van Sahīh al-Bukhari schreef de imam van de Koranreciteurs, al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn al-Jazarī in zijn boek ʿUrf al-Taʿrīf bi al-Mawlid al-Sharīf het volgende:
“Abū Lahab werd na zijn dood in een droom gezien, en men vroeg hem: ‘Hoe is je toestand?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben in het Vuur, maar elke maandag wordt de straf voor mij iets verlicht. Dan mag ik water zuigen uit de ruimte tussen mijn vingers, ter grootte van dit’. Hij wees naar de top van zijn vinger. ‘Dat is omdat ik Thuwaybah vrijliet toen zij mij het goede nieuws bracht over de geboorte van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, en omdat zij hem heeft gevoed.’
De imam verklaarde verder:
“Als Abū Lahab, een ongelovige over wie de Koran een veroordeling openbaarde, in het Vuur een beloning krijgt voor zijn vreugde over de geboorte van de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, hoe groot zal dan de beloning zijn voor een gelovige moslim die verheugd is over zijn geboorte?” [9]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ ʿImād al-Dīn Ibn Kathīr (774 AH)
Over deze overlevering schreef al-Ḥāfiẓ ʿImād al-Dīn Ibn Kathīr in zijn boek Dzikr Mawlid al-Nabī Ṣallā Allāh ʿAlayhi Wa Ālihi wa Riḍāʿihi:
“De eerste die de Profeet, vrede zij met hem, zoogde, was Thuwaybah, de slavin van zijn oom Abū Lahab. Zij bracht zijn oom het nieuws van zijn geboorte, waarna hij haar vrijliet.
Toen zijn broer al-ʿAbbās ibn ʿAbd al-Muṭṭalib hem (Abū Lahab) na zijn dood in een droom zag, trof hij hem in de slechtste toestand aan. Hij vroeg hem: ‘Wat heb je ervaren?’ Abū Lahab antwoordde: ‘Ik heb na jullie niets goeds ervaren. Behalve dat ik wat te drinken krijg uit deze (hij wees naar de holte van zijn duim) vanwege mijn vrijlating van Thuwaybah.’
De imam schreef verder:
“De basis van deze overlevering is te vinden in de Ṣaḥīḥayn (Bukhari en Muslim). Zelfs Abū Lahab, de oom van de Profeet, werd niet uitgesloten van het voordeel dat zijn slavin de Profeet de borst had gegeven. Door die daad werd zijn straf verlicht en werd zijn dorst gelest. Dit gebeurde, ondanks dat er een volledige soera in de Heilige Koran is geopenbaard waarin deze oom werd berispt.” [10]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn Nāṣir al-Dīn al-Dimashqī (842 AH)
al-Ḥāfiẓ Shams al-Dīn Ibn Nāṣir al-Dīn al-Dimashqī (842 AH) schreef in zijn boek Mawrid aṣ-Ṣādī fī Mawlid al-Hādī het volgende:
“Het is overgeleverd dat de straf van Abū Lahab op elke maandag wordt verlicht vanwege zijn vreugde over de geboorte van de Profeet, vrede zij met hem, en het vrijlaten van zijn slavin Thuwaybah.” Vervolgens dichtte hij het volgende, waarvan de vertaling luidt:
“Als deze ongelovige, over wie de berisping is uitgesproken en wiens handen verdoemd zijn om eeuwig te branden in de hel,
toch elke maandag verlichting ontvangt vanwege zijn vreugde over de geboorte van Aḥmad,
hoeveel groter moet dan de beloning zijn voor een dienaar die zijn hele leven in vreugde over Aḥmad heeft doorgebracht en als een gelovige in de eenheid van Allah is gestorven?” [11]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Aḥmad bin ʿAlī bin Ḥajar al-Asqalānī (852 AH)
al-Ḥāfiẓ Ibn Ḥajar al-Asqalānī documenteerde in zijn boek Fatḥ al-Bārī Sharḥ Ṣaḥīḥ al-Bukhārī:
“al-Suhaylī vermeldde dat al-ʿAbbās zei: “Toen Abū Lahab stierf, zag ik hem een jaar later in mijn droom in een slechte toestand. Hij zei: ‘Sinds ik van jullie ben gescheiden heb ik geen rust gevonden, behalve dat de straf elke maandag wordt verlicht.’ al-ʿAbbās zei: ‘Dit komt omdat de Profeet, vrede zij met hem, op een maandag werd geboren en Thuwaybah Abū Lahab het nieuws van zijn geboorte bracht, waarna hij haar vrijliet.” [12]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shihāb al- Dīn al- Qasṭalānī (686 AH)
al-Ḥāfiẓ Shihāb al-Dīn al-Qasṭallānī schreef in zijn boek al-Mawāhib al-Laduniyyah bi al-Minaḥ al-Muḥammadiyyah het volgende:
“Thuwaybah, de vrijgelaten slavin van Abū Lahab, heeft de Profeet, vrede zij met hem, gezoogd. Abū Lahab had haar vrijgelaten toen zij hem het goede nieuws bracht van zijn geboorte, vrede zij met hem. Na zijn dood werd Abū Lahab in een droom gezien, en men vroeg hem: “Hoe is het met je gesteld?” Hij antwoordde: “In het Vuur, maar de straf wordt elke maandag voor mij verlicht. Ik drink dan wat water van tussen deze twee vingers,” en hij wees naar de toppen van zijn twee vingers. “Dat is omdat ik Thuwaybah heb vrijgelaten toen zij mij het nieuws bracht van de geboorte van de Profeet, vrede zij met hem, en omdat zij hem heeft gezoogd.” [13]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Abū Al-Faraj Ibn al- Jawzī (597 AH)
Al-Ḥāfiẓ Shihāb al-Dīn al-Qasṭallānī schreef in zijn boek al-Mawāhib al-Laduniyyah bi al-Minaḥ al-Muḥammadiyyah, waarin hij verwees naar al-Ḥāfiẓ Ibn al-Jawzī, het volgende:
Ibn al-Jawzī zei: “Als deze ongelovige, Abū Lahab, die in de Koran wordt berispt, toch in het Vuur verlichting ontvangt vanwege zijn vreugde in de nacht van de geboorte van de Profeet, vrede zij met hem, wat dan te denken van een moslim? Een monotheïst uit de gemeenschap van de Profeet, vrede zij met hem, die naar vermogen uitgeeft uit liefde en toewijding aan hem. Bij Allah, zijn beloning van de Genadevolle Allah zal niets minder zijn dan dat Hij hem, door Zijn overvloedige genade, de Tuinen van gelukzaligheid laat binnengaan.” [14]
Verklaring van al-Ḥāfiẓ Shihāb Al-Dīn Aḥmad Ibn Ḥajar Al-Haytamī (974 AH)
al-Ḥāfiẓ Shihāb Al-Dīn Aḥmad Ibn Ḥajar Al-Haytamī schreef in zijn boek al-Niʿmat al-Kubrā ʿAlā al-ʿĀlam fī Mawlid Sayyid Walad Ādam waarvan de verkorte versie als volgt luidt:
“De eerste die hem zoogde, was Thuwaybah, de slavin van zijn oom, Abu Lahab. Hij liet haar vrij toen ze hem het nieuws van zijn geboorte bracht. Als beloning voor zijn vreugde over de geboorte, verlichtte Allah elke maandag zijn straf.” [15]
Dit zijn slechts enkele vermeldingen van imams die de vreugde over de geboorte van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, bevestigen. Overal ter wereld zijn moslims verheugd wanneer de geboortemaand van de Profeet aanbreekt. Uit vreugde wensen zij elkaar een gelukkige en gezegende maand toe.
Als afsluiting kunnen we zeggen dat de geboorte van de Profeet Mohammed ﷺ een zegen is voor de gehele mensheid. Zijn komst bracht licht, leiding en wijsheid. Elke Rabīʾ al-Awwal herinnert ons aan deze bijzondere gebeurtenis, en het uiten van vreugde en dankbaarheid in deze maand is een teken van erkenning voor de immense gunst die Allah ons heeft geschonken. Laten we deze maand met vreugde en reflectie doorbrengen, in de hoop dat Allah ons overvloedig zal zegenen en leiden op het rechte pad.
[1]
وأما شهرا ربيع: فلأنهم كانوا يرتبعون فيهما، وقال الجوهوي: والربيع عند العرب ربيعان: ربيع المشهور وربيع الأزمنة، فربيع المشهور شهران بعد صفر، ولا يقال فيهما إلا شهر ربيع الأول وشهر ربيع الآخر، وأما ربيع الأزمنة فربيعان: الأول منهما: ربيع الكلأ، وهو الفصل الذي تأتي فيه الكمأة والنَّوْر ينضر، والربيع الثاني، وهو الفصل الذي تدرك فيه الثمار
Sibṭ Ibn Al-Jawzī 654 AH), : Mir’āt al-Zamān fī Tawārīkh al-Aʾyān, deel 1, Faṣl fī Ḥadd al-Zamān wa al-Ayyām wa mā Nuqila fī Dzālika ʿAn al ʿUlamāʾ wa al-Aʾlām (Damascus: Dar al-Risalah al-Alamiyyah, 2013), 35.
[2]
ربيع الأول : سمي ربيعاً لارتباع الناس، والمقام فيه هو شهر مبارك فتح الله فيه أبواب الخيرات وأبواب السعادات على العالمين بوجود سيد المرسلين الثامن منه قدم رسول الله الله المدينة والعاشر منه تزوج له خديجة رضي الله عنها، والثاني عشر منه مولد رسول الله ﷺ.
Zakariyyā al-Qazwīnī (682 AH), ʿAjāʾib al-Makhlūqāt wa Gharā’ib al-Mawjūdāt, al-Qawl fī al-Shuhūr, Faṣl fī Shuhūr al-ʿArab (Beiroet: Mu’asasat Al-a’alami Lilmatbu’at, 2000), 68.
[3]
وَمَا أَرْسَلْنَاكَ إِلَّا رَحْمَةً لِّلْعَالَمِينَ (107)
Koran, 21:107.
[4]
حدثنا أبو النضر حدثنا الفرج حدثنا لقمان بن عامر قال سمعت أبا أمامة قال قلت يا نبي الله ما كان أول بدء أمرك قال دعوة أبي إبراهيم وبشرى عيسى ورأت أمي أنه يخرج منها نور أضاءت منها قصور الشام
Aḥmad bin Ḥanbal [142 AH], Musnad al-Imām Ahmad, deel 5, Wa min Musnad Banī Hāshim Musnad ʿAbd Allāh ibn al-ʿAbbās ibn ʿAbd al-Muṭṭalib ʿan al-Nabī ṣallá Allāhu ʿalayhi wa-sallam, Bidāyat musnad ʿAbd Allāh ibn al-ʿAbbās (Beiroet: Dar Ihya al-Turath al-Arabi, 1993), 262.
[5]
لَقَدْ مَنَّ اللَّهُ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ إِذْ بَعَثَ فِيهِمْ رَسُولًا مِّنْ أَنفُسِهِمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِهِ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَإِن كَانُوا مِن قَبْلُ لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ (164)
Koran, 3:164.
[6]
وَأَمَّا بِنِعْمَةِ رَبِّكَ فَحَدِّثْ (11)
Koran 93: 11.
[7]
خبرنا سوار بن عبد الله قال حدثنا مرحوم بن عبد العزيز عن أبي نعامة عن أبي عثمان النهدي عن أبي سعيد الخدري قال قال معاوية رضي الله عنه إن رسول الله صلى الله عليه وسلم خرج على حلقة يعني من أصحابه فقال ما أجلسكم قالوا جلسنا ندعو الله ونحمده على ما هدانا لدينه ومن علينا بك قال آلله ما أجلسكم إلا ذلك قالوا آلله ما أجلسنا إلا ذلك قال أما إني لم أستحلفكم تهمة لكم وإنما أتاني جبريل عليه السلام فأخبرني أن الله عز وجل يباهي بكم الملائكة
Ahmad bin Shuʿayb al-Nasā’ī (303), Sunan al-Kubrā li al-Nasā’ī, deel 8, Kitāb Ādāb al-Quḍāt Kayfa Yastaḥlif al-Ḥākim (Qatar, Wizarat al-Awqaf wa al-Shu’un al-Islamiyya al-Qatariyya, 2012), 249.
[8]
حدثنا الحكم بن نافع أخبرنا شعيب عن الزهري قال أخبرني عروة بن الزبير أن زينب بنت أبي سلمة أخبرته أن أم حبيبة بنت أبي سفيان أخبرتها أنها قالت يا رسول الله انكح أختي بنت أبي سفيان فقال أوتحبين ذلك فقلت نعم لست لك بمخلية وأحب من شاركني في خير أختي فقال النبي صلى الله عليه وسلم إن ذلك لا يحل لي قلت فإنا نحدث أنك تريد أن تنكح بنت أبي سلمة قال بنت أم سلمة قلت نعم فقال لو أنها لم تكن ربيبتي في حجري ما حلت لي إنها لابنة أخي من الرضاعة أرضعتني وأبا سلمة ثويبة فلا تعرضن علي بناتكن ولا أخواتكن قال عروة وثويبة مولاة لأبي لهب كان أبو لهب أعتقها فأرضعت النبي صلى الله عليه وسلم فلما مات أبو لهب أريه بعض أهله بشر حيبة قال له ماذا لقيت قال أبو لهب لم ألق بعدكم غير أني سقيت في هذه بعتاقتي ثويبة
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 5, Kitāb Al-Nikāḥ, Bāb wa Ummuhātukum Allātī Arḍaʾnakum wa-Yuḥarrimu mina al-Riḍāʿa Mā Yuḥarrimu Mina al-Nasab (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 1961.
[9]
إمام القراء الحافظ شمس الدين ابن الجزري قال في كتابه المسمى “عرف التعريف بالمولد الشريف” ما نصه : قد رؤي أبو لهب بعد موته في النوم فقيل له : ما حالك فقال : في النار إلا أنه يخفف عني كل ليلة اثنين وأمص من بين أصبعي ماء بقدر هذا – وأشار لرأس أصبعه – وأن ذلك بإعتاقي لثويبة عندما بشرتني بولادة النبي صلى الله عليه وسلم وبإرضاعها له . فإذا كان أبو لهب الكافر الذي نزل القرآن بذمه جوزي في النار بفرحه ليلة مولد النبي صلى الله عليه وسلم به فما حال المسلم الموحد من أمة النبي صلى الله عليه وسلم يسر بمولده
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), al-Ḥāwī li al-Fatāwī, deel 1, Kitāb al-Ṣadāq, Bāb al-Walīmah Ḥusn al-Maqṣid fī ʿAmal al-Mawlid (Beiroet: Dar el Fikr, 2004), 230.
[10]
أول ما أرضعته ثویبة مولاة عمه أبي لهب وكانت قد بشرت عمه بميلاده فأعتقها عند ذلك ولهذا لما راه أخوه العباس بن عبد المطلب بعد ما مات وراه في شر حالة فقال له ما لقيت فقال لم ألق بعدكم خيرا غير أني سقيت في هذه واشار إلى النقرة التي في الابهام بعتاقتي ثویبة وأصل الحديث في الصحيحين فلما كانت مولاته قد سقت النبي ﷺ من لبنها عاد نفع ذلك على عمه أبي لهب فسقي بسبب ذلك مع أنه الذي أنزل الله في ذمه سورة في القرآن تامة
Abū al-Fidā Ismā‘īl bin ʿUmar bin Kathīr al-Qurashī al-Baṣrī al-Dimashqī (774 AH), Dzikr Mawlid al-Nabī Ṣallā Allāh ʿAlayhi Wa Ālihi wa Riḍāʿuhu (n.p: n.d), 28-29
[11]
وقال الحافظ شمس الدين ابن ناصر الدين الدمشقي في كتابه المسمى “مورد الصادي في مولد الهادي” : قد صح أن أبا لهب يخفف عنه عذاب النار في مثل يوم الاثنين لإعتاقه ثويبة سرورا بميلاد النبي صلى الله عليه وسلم ثم أنشد :
إذا كان هذا كافرا جاء ذمه وتبت يداه في الجحيم مخلدا أتى أنه في يوم الاثنين دائما
يخفف عنه للسرور بأحمدا فما الظن بالعبد الذي طول عمره
بأحمد مسرورا ومات موحدا
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), al-Ḥāwī li al-Fatāwī, deel 1, Kitāb al-Ṣadāq, Bāb al-Walīmah Ḥusn al-Maqṣid fī ʿAmal al-Mawlid (Beiroet: Dar el Fikr, 2004), 230.
[12]
وذكر السهيلي أن العباس قال : لما مات أبو لهب رأيته في منامي بعد حول في شر حال فقال : ما لقيت بعدكم راحة إلا أن العذاب يخفف عني كل يوم اثنين قال : وذلك أن النبي صلى الله عليه وسلم ولد يوم الاثنين وكانت ثويبة بشرت أبا لهب بمولده فأعتقها .
Aḥmad bin ʿAlī bin Ḥajar al-Asqalānī (852 AH), Fatḥ al-Bārī Sharḥ Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 9,
Kitāb al-Nikāḥ, Bāb wa Ummahātukum Allātī Arḍaʾnakum Wa-Yuḥarrimu Mina al-Riḍāʿah mā Yuḥarrimu Mina al-Nasab (Caïro: Dar al-Rayyan lil-Turath, 1986), 49.
[13]
وأرضعته- صلى الله عليه وسلم- ثويبة، عتيقة أبى لهب، أعتقها حين بشرته بولادته عليه السّلام-. وقد رؤى أبو لهب بعد موته فى النوم فقيل له ما حالك؟ فقال: فى النار، إلا أنه خفف عنى كل ليلة اثنين، وأمص من بين أصبعى هاتين ماء، وأشار برأس أصبعيه وأن ذلك بإعتاقى لثويبة عندما بشرتنى بولادة النبى صلى الله عليه وسلم- وبإرضاعها له
Aḥmad Ibn Muḥammad Ibn Abī Bakr Ibn ʿAbd Al-Malik Al-Qasṭallānī al-Qutaybī al-Miṣrī (923 AH), al-Mawāhib al-Laduniyyah bi al-Minaḥ al-Muḥammadiyyah, deel 1, al-Maqṣid al-Awwal Dzikr Riḍāʿihi Ṣallā Allāh ʿAlayhi wa Sallam (Egypte: Al-Maktabah Al-Tawfīqīyah, g.d.) 89.
[14]
قال ابن الجوزي: فإذا كان هذا أبو لهب الكافر، الذى نزل القرآن بذمه جوزى فى النار بفرحه ليلة مولد النبى- صلى الله عليه وسلم- به، فما حال المسلم الموحد من أمته- عليه السّلام- الذى يسر بمولده، ويبذل ما تصل إليه قدرته فى محبته صلى الله عليه وسلم-، لعمرى إنما يكون جزاؤه من الله الكريم أن يدخله بفضله العميم جنات النعيم.
Aḥmad Ibn Muḥammad Ibn Abī Bakr Ibn ʿAbd Al-Malik Al-Qasṭallānī al-Qutaybī al-Miṣrī (923 AH), al-Mawāhib al-Laduniyyah bi al-Minaḥ al-Muḥammadiyyah, deel 1, al-Maqṣid al-Awwal Dzikr Riḍāʿihi Ṣallā Allāh ʿAlayhi wa Sallam (Egypte: Al-Maktabah Al-Tawfīqīyah, g.d.) 89.
[15]
اول من ارضعته ثويبة مولاة عمه ابي لهب اعتقها لما بشرته بولادته فخفف الله عنه من عذابه كل ليلة اثنين جزاء لفرحه فيها بمولده- ملخصا
Shihāb Al-Dīn Aḥmad Ibn Ḥajar Al-Haytamī (974 AH), al-Niʿmat al-Kubrā ʿAlā al-ʿĀlam fī Mawlid Sayyid Walad Ādam, Dzikr Riḍāʿihi Ṣallā Allāh ʿAlayhi wa Sallam (Istanbul: Hakikat Kitabevi, 2011), 285-292.