Inhoud
Imam Ahmad Raza Khan
Imam Ahmad Raza Khan al-Bareilwi (Bareilly, 14 juni – Bareilly, 28 oktober 1921), beter bekend als Aʾlā Hazrat, was een vooraanstaande islamitische geleerde, theoloog en jurist in Brits-Indië gedurende de late negentiende en vroege twintigste eeuw.
Imam van de Liefde
Imam Ahmad Raza Khan was niet alleen vooraanstaande imam, maar ook een begaafd dichter in Urdu, Perzisch en Arabisch, schrijvend onder het pseudoniem Razā. Zijn intense toewijding en liefde voor de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, brachten hem ertoe vele poëtische lofzangen te schrijven, waardoor hij bekend stond als de ‘Imam van de Liefde’.
Munājāt: een gebedsgedicht
De imam schreef ook veel gebedsgedichten die “Munājāt” worden genoemd. Dit woord is afgeleid van het Arabische “najwā”, dat fluisteren of een heimelijk gesprek betekent. Dit verwijst naar het fluisterend bidden tot Allah. Bij Munājāt bouwt je een een intieme relatie op met Allah. Het omvat het uiten van je innerlijke toestand, het verlangen naar het vervullen van je behoeften en het wensen van redding en succes, zowel in dit leven als in het hiernamaals.
Hieronder volgt een bescheiden poging om een gebedsgedicht van Imam Ahmad Raza Khan, oorspronkelijk in het Urdu, naar het Nederlands te vertalen. Hoewel het een nederige poging is, moet worden opgemerkt dat geen vertaling volledig recht kan doen aan de schoonheid van zijn oorspronkelijke dichtkunst.
Munājāt: hulp tijdens de dood, het graf en de Dag des Oordeels
Deze Munājāt richt zich op de kritieke momenten van de dood, het graf en de Dag des Oordeels. In dit gebed wendt de imam zich tot zijn Schepper. Hij vraagt om niet alleen gelaten te worden wanneer hij deze intense en beslissende momenten doormaakt. Hij smeekt om het gezelschap van “De Genade der Werelden”, de geliefde van Allah, zodat hij deze moeilijke tijden niet alleen hoeft te doorstaan. Hij zoekt steun en voorspraak bij de Profeet, vrede zij met hem. Met de Profeet aan zijn zijde hoopt hij op bemiddeling en genade, die hem door de moeilijkste momenten van zijn bestaan zullen leiden. Uiteindelijk zullen deze hem naar verlossing en eeuwige vrede voeren.
O, mijn Allah! Moge Uw goedgeefsheid overal met mij zijn,
O, mijn Allah! Moge Uw goedgeefsheid overal met mij zijn,
Bij het raken in problemen, laat de wegnemer van problemen dan bij mij zijn.[1]
O, mijn Allāh! Laat mij vergeten, de moeilijkheden van de dood,
Moge de vreugde der aanschouwing van Mustafa dan bij mij zijn.[2]
O, mijn Allah! Wanneer de onverbiddelijke nacht in het donkere graf komen zal,
Moge zijn lieftallige frisse gezicht van de ochtendgloren dan bij mij zijn. [3]
O, mijn Allah! Wanneer ik op de verzamelplaats, te midden van rumoerige opschudding zijn zal,
Moge de rustgevende, lieflijke leidsman dan bij mij zijn. [4]
O, mijn Allah! Wanneer de tong van de dorst uitsteken zal,
Moge de heer van Kawthar, de koning van goedgeefsheid, dan bij mij zijn.[5]
O, mijn Allah! Wanneer de zon van de oordeelsdag haar meest genadeloze punt bereiken zal,
Moge de schaduw van de vlag der schaduwloze leider dan bij mij zijn. [6]
O, mijn Allah! Wanneer mijn lichaam door de hitte van de oordeelsdag gloeien zal,
Moge de koele bries van het kleed van de geliefde dan bij mij zijn.[7]
O, mijn Allah! Wanneer het boek der daden zich openen zal,
Moge de verhuller der gebreken, de bedekker van zonden, dan bij mij zijn.[8]
O, mijn Allah! Wanneer het oog bij de vergelding van wandaden tranen zal,
Moge de smeekbede de lippen van zijn schaterende glimlach, dan bij mij zijn. [9]
O, mijn Allah! Wanneer de honende vergelding mij doen huilen zal,
Moge het huilende oog van de pleiter van steun en toeverlaat dan bij mij zijn.[10]
O, mijn Allah! Wanneer de kleur van mijn schaamteloosheid zich opdoemen zal,
Moge zijn naar beneden geslagen, nederige ogen van schaamte dan bij mij zijn. [11]
O, mijn Allah! Wanneer ik over de donkere weg van de Ṣirāṭ-brug lopen zal,
Moge de Hasjemitische zon, het licht van leiding dan bij mij zijn. [12]
O, mijn Allah! Wanneer ik op het snijvlak van het zwaard lopen zal,
Laat de zegger van ‘Rabbi sallim’, de wegnemer van verdriet, dan bij mij zijn. [13]
O, mijn Allah! De deugdelijke smeekbeden die ik tot U richten zal,
Moge op de lippen van de engelen ‘Āmīn Rabbanā’ dan met mij zijn. [14]
O, mijn Allah! Wanneer Razā van de diepe slaap zijn hoofd opheffen zal,
Moge de ontwaakte rijkdom der liefde van Muṣṫafā dan bij hem zijn. [15]
O, mijn Allah! Wanneer Zaeem brandend in de verzengende zon wachten zal,
Moge de gebloeide frisse bloesems van dit gebedsgedicht dan ook met hem zijn.
Amīn, omwille van de edele Profeet Mohammed, vrede en zegeningen van Allah zij met hem.
[1]
یا الٰہی ہر جگہ تیری عطا کا ساتھ ہو
جب پڑے مشکل شہ مشکل کشا کا ساتھ ہو
Ahmad Raza Khan al- Baraylawi (1340 AH), Ḥadāiqe Bakhsish, deel 1, Yā Ilāhī Har Jagah Terī ʿAṭā Kā Sāth Ho (Karachi: Maktaba-Tul-Madinah, 2012), 132-135.
[2]
یا الٰہی بھول جاؤں نزع کی تکلیف کو
شادیٔ دیدارِ حسنِ مصطفیٰ کا ساتھ ہو
Idem
[3]
یا الٰہی گورِ تیرہ کی جب آئے سخت رات
ان کے پیارے منہ کی صبح جانفزا کا ساتھ ہو
Idem
[4]
یا الٰہی جب پڑے محشر میں شورداروگیر
امن دینے والے پیارے پیشوا کا ساتھ ہو
Idem
[5]
یا الٰہی جب زبانیں باہر آئیں پیاس سے
صاحبِ کوثر شہِ جود وعطا کا ساتھ ہو
Idem
[6]
یا الٰہی! سرد مہری پر ہو جب خورشیدِ حشر
سیّدِ بے سایہ کے ظِلِّ لِوا کا ساتھ ہو
Idem
[7]
یا الٰہی گرمیٔ محشر سے جب بھڑکیں بدن
دامنِ محبوب کی ٹھنڈی ہوا کا ساتھ ہو
Idem
[8]
یا الٰہی نامۂ اعمال جب کھلنے لگیں
عیب پوشِ خلق ستّارِ خطا کا ساتھ ہو
Idem
[9]
یا الٰہی جب بہیں آنکھیں حساب جرم میں
ان تبسم ریز ہونٹوں کی دعا کا ساتھ ہو
Idem
[10]
یا الٰہی جب حساب خندۂ بے جار لائے
چشمِ گریانِ شفیعِ مرتجیٰ کا ساتھ ہو
Idem
[11]
یا الٰہی رنگ لائیں جب مری بے باکیاں
ان کی نیچی نیچی نظروں کی حیا کا ساتھ ہو
Idem
[12]
یا الٰہی! جب چلوں تاریک راہِ پل صراط
آفتابِ ہاشمی نور الہُدیٰ کا ساتھ ہو
Idem
[13]
یا الٰہی جب سر شمشیر پر چلنا پڑے
ربِّ سلّم کہنے والے غمزدہ کا ساتھ ہو
Idem
[14]
یا الٰہی جو دعائے نیک میں تجھ سے کروں
قدسیوں کے لب سے آمیں ربّنا کا ساتھ ہو
Idem
[15]
یا الٰہی! جب رؔضا خوابِ گراں سے سر اٹھائے
دولتِ بیدار عشقِ مصطفیٰ کا ساتھ ہو
Idem