
De Nacht van Mid-Shaʾban: De Gezegende Nacht
De Nacht van Mid-Shaʾbān wordt gekenmerkt door zijn heiligheid, vervuld met goddelijke genade en vergiffenis. Bovendien kent deze nacht nog vele andere voortreffelijkheden. Een van de meest opmerkelijke aspecten van deze nacht is dat het lot van de mensen voor het komende jaar wordt vastgelegd in de registers van engelen. Deze engelen zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze goddelijke decreten. In deze registers wordt onder meer bepaald wie welk levensonderhoud zal ontvangen en wie er zijn opgeschreven om te overlijden.
Gelovigen wijden deze bijzondere nacht aan gebed en meditatie, waarbij ze niet alleen voor zichzelf vergiffenis vragen, maar ook voor elkaar en de dierbaren die zijn heengegaan. Ze hopen op volledige verlossing en vergiffenis van zonden. Daarnaast bidden ze voor een positieve wending in hun lot, waarbij eventuele tegenslagen worden omgezet in voorspoed.
Inhoud
- 1 De Nacht van Mid-Shaʾbān: Verschillende namen
- 2 Laylatul Barā-at, Shabe Barāt, Berat Kandili
- 3 Laylatul Barā-at in de Koran
- 4 Academisch debat: Laylatul Qadr of Laylatul Barā-at?
- 5 De uitspraak van ʿIkramah en een groep Korangeleerden
- 6 Een verklaring van Ibn ʿAbbās
- 7 Context versus voortreffelijkheid: Mid-Shaʿbān
- 8 Laylatul Barā-at in de Hadith
- 9 Vier zegenrijke nachten
- 10 Is er iemand die om vergeving vraagt?
- 11 O ʿĀisha! Weet u welke nacht dit is?
- 12 De Profeet vastte altijd in de maand Shaʾbān
- 13 Het lot opgeschreven van Shaʾbān tot Shaʾbān
- 14 Twee bijzondere overlevering over Laylatul Barā-at
- 15 Sheikh al-Albānī (1420 AH): De eerste overlevering
- 16 Sheikh al-Albānī (1420 AH): De tweede overlevering
- 17 Imam Ibn Taymiyyah ( 728 AH): Nacht van Mid- Shaʾbān is voortreffelijk
- 18 Sheikh al-Mubārakpūrī (1335 AH): Er is genoeg bewijs
- 19 Is extra aanbidding tijdens Laylatul Barā-at dan een innovatie?
- 20 Imam ibn ʿĀbidīn al-Shāmī (1252 AH): Aanbevolen handelingen op Laylatul Barā-at
- 21 Aanbidding: Zelfs een uur is voldoende
- 22 Het bezoeken van begraafplaatsen
- 23 Het bezoeken van graven is een traditie van de Profeet
- 24 De overledenen voelen vreugde in hun graf
- 25 De Profeet was op de begraafplaats tijdens de nacht van Mid- Shaʾbān
De Nacht van Mid-Shaʾbān: Verschillende namen
De Nacht van Mid-Shaʾbān is vanwege zijn uitzonderlijke voortreffelijkheid bekend onder diverse namen, die elk een uniek aspect van deze heilige nacht benadrukken:
- al-Laylatul Mubārakah, oftewel De Gezegende Nacht, weerspiegelt de speciale zegeningen die in deze nacht worden uitgestort.
- Laylatul Barā-ah, De Nacht van Verlossing, duidt op de bevrijding van zonden en fouten die gelovigen hebben begaan.
- Laylat-uṣ Ṣaq, de Nacht van het Decreet, verwijst naar het vastleggen van de goddelijke besluiten voor het komende jaar.
- Laylat-ur-Raḥmah, De Nacht van Genade, benadrukt de buitengewone genade en barmhartigheid die Allah in deze nacht aan Zijn dienaren toont. [1]
Laylatul Barā-at, Shabe Barāt, Berat Kandili
Deze bijzondere nacht staat algemeen bekend als Laylatul Barā-at. In het Perzisch en Urdu verwijst men ernaar als Shabe Barāt, terwijl het in het Turks Berat Kandili wordt genoemd. “Barā-at”, zoals eerder vermeld, symboliseert verlossing. Dit is omdat gelovigen tijdens deze nacht de kans krijgen om van hun zonden bevrijd te worden.
In vele islamitische gemeenschappen wordt reikhalzend uitgekeken naar deze nacht. Het biedt immers een unieke mogelijkheid om goddelijke zegeningen en verdiensten te verkrijgen. Gelovigen willen deze gelegenheid niet aan zich voorbij laten gaan en zichzelf niet beroven van de kans om deel te nemen aan deze gezegende nacht.

Laylatul Barā-at in de Koran
Als deze nacht werkelijk zo heilzaam is, zoals binnen de islamitische gemeenschap wordt ervaren, rijst de vraag of er in de Koran specifiek wordt gerefereerd aan deze nacht. Gezien het grote belang en de rijke zegeningen die met deze nacht worden geassocieerd, waarin zelfs het lot voor het komende jaar wordt bepaald, zou je verwachten dat er een verwijzing naar te vinden is in de goddelijke verzen.
In de eerste verzen van soera ad-Dukhān vindt men inderdaad een referentie. Deze verzen spreken over ‘De Gezegende Nacht’ en de openbaring van de Koran. Allah zegt hierover:
“Bij het duidelijke Boek.2 Voorwaar Wij zonden het inderdaad neer in de Gezegende Nacht, Waarlijk Wij zijn de Waarschuwers.3 In deze worden alle daden van wijsheid verdeeld.4 Als een bevel van Ons, waarlijk Wij zijn het die zonden.5 Als Genade van uw Heer. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende.” [2]
Academisch debat: Laylatul Qadr of Laylatul Barā-at?
In de discussie over welke nacht specifiek wordt bedoeld met ‘De Gezegende Nacht’, heerst er onder Korangeleerden verschil van mening. De meerderheid van de geleerden is van mening dat met ‘De Heilige Nacht’ Laylatul Qadr wordt bedoeld. Een andere groep geleerden interpreteert deze verwijzing echter als de Nacht van Mid-Shaʾbān.
Dit academisch debat over de interpretatie van de heilige verzen toont de diversiteit in opvattingen. Zo wordt in het gerenommeerde werk ‘Tafsīr al-Jalālayn’, een klassieke Koranexegese, gesteld dat ‘De Heilige Nacht’ naar Laylatul Qadr of de Nacht van Mid-Shaʾbān verwijst.
Imam Jalāl al-Dīn al-Maḥallī (864 AH), lichtte deze verzen als volgt toe, waarbij de vetgedrukte tekst de vertaling van de Koran is:
Voorwaar Wij zonden het inderdaad neer in de Gezegende Nacht: “Bedoeld wordt Laylatul Qadr of de Nacht van Mid-Shaʾbān, waarin de Koran, van de zevende hemel naar de hemel van de wereld neerdaalde.” Waarlijk Wij zijn de Waarschuwers 3: “Wij doen hen hiermee vrezen.” In deze: ‘Dus, in Laylatul Qadr of de Nacht van Mid- Shaʾbān, worden alle daden van wijsheid verdeeld 4: “Van levensonderhoud, dood, enz., – de omstandigheden die tot het volgende jaar van deze nacht worden bepaald, Als een bevel van Ons.[3]
De uitspraak van ʿIkramah en een groep Korangeleerden
Tijdens de opleiding tot schriftgeleerde speelt ‘Tafsīr al-Jalālayn’ een essentiële rol als basiswerk voor het begrijpen van de Koranteksten. Dankzij de bondigheid van dit boek hebben vele Korangeleerden door de eeuwen heen het als fundament gebruikt voor hun eigen Koranexegese.
Imam Aḥmad al-Ṣāwī al-Mālikī (1241 AH), voorzag ‘Tafsīr al-Jalālayn’ van zijn aantekeningen. Zijn werk biedt extra uitleg en verdieping in de teksten van deze exegese. Over de interpretatie van ‘De Gezegende Nacht’ als zijnde de Nacht van Mid-Shaʾbān, schreef hij dat het de uitspraak was van ʿIkramah (104 AH) en een groep Korangeleerden.” [4]
Imam Ibn Jarīr al- Ṭabarī (310 AH), Imam Ibn al- Mundzir al-Naysābūrī (318) en Imam Ibn Abi Ḥātim (327 AH) documenteerde in hun Hadithcompilaties de volgende overlevering van de ʿIkramah:
“Op die nacht wordt elk wijs besluit genomen. Hij zei: Op de nacht van Mid-Shaʿbān wordt het lot voor het jaar bepaald, de levenden worden van de doden gescheiden, en de bedevaartgangers worden opgeschreven, zonder dat er iemand aan toegevoegd of van afgetrokken wordt.” [5]

Een verklaring van Ibn ʿAbbās
De eerbiedwaardige metgezel Ibn ʿAbbās, moge Allah tevreden met hem zijn, was een grote Korangeleerde en wordt ook wel de Voorman van de Koranexegeten genoemd. Hij is eveneens de leermeester van de eerbiedwaardige ʿIkramah. Eens stelde ʿAṭiyyah ibn al-Aswad hem de vraag omdat hij verward was met welke avond de Gezegende Nacht wordt bedoeld, zoals dat in de eerste paar verzen van soera al- Dukhān is genoemd.
Imam al-Shawkānī (1250 AH) documenteerde deze overlevering via Imam Ibn Jarīr al- Ṭabarī, Imam Muḥammad bin Naṣr al-Marwazī (294 AH), Imam Ibn Abi Ḥātim (327 AH), Imam al-Ṭabarānī (360 AH), Imam Ibn Marduwayh (410 AH) en Imam al-Bayhaqī (458 AH):
ʿAṭiyyah ibn al-Aswad vroeg aan Ibn ʿAbbās: “Er is twijfel in mijn hart ontstaan over de uitspraak van Allah: ‘De maand Ramadan waarin de Koran is neergezonden’ en Zijn uitspraak: ‘Wij hebben het in Laylat al-Qadr neergezonden’ en Zijn uitspraak: ‘Wij hebben het neergezonden in de Gezegende nacht’. Daarop zei Ibn ʿAbbās: “Het is inderdaad neergezonden in Laylat al-Qadr en in de Ramadan en in de Gezegende Nacht, allemaal in een keer, en daarna werd in de loop van dagen en maanden, langzaamaan neergezonden, zoals de dalingspunten van de sterren.” [6]
Deze overlevering verheldert dat er geen tegenstrijdigheid bestaat in de bewering dat de Koran in zijn geheel op één specifiek moment is neergezonden. Het kan ook zo zijn dat de volledige openbaring op meerdere momenten heeft plaatsgevonden. Sommige verzen van de Heilige Koran, zoals soera al-Fātiḥa, zijn immers meerdere keren door de aartsengel Jibrīl geopenbaard, wat hun heilige aard en voortreffelijkheid onderstreept.
Context versus voortreffelijkheid: Mid-Shaʿbān
De discussie onder Korangeleerden focust zich op de interpretatie van dit specifieke vers. De consensus lijkt te neigen naar het idee dat dit vers Laylatul Qadr betreft, en niet Laylatul Barā-at. Belangrijk is echter om te benadrukken dat deze academische discussie niet het bestaan of de voortreffelijkheden van Laylatul Barā-at betwist. Het doel is louter om te verkennen naar welke gezegende nacht het vers precies verwijst.
Deze discussie bevestigt juist de status van de Nacht van Mid-Shaʾbān als een gezegende nacht, terwijl het de vraag opwerpt over de exacte identiteit van de nacht die in het vers wordt genoemd.
Laylatul Barā-at in de Hadith
Er bestaat een groot aantal overleveringen over Laylatul Barā-at, waarvan de authenticiteit varieert van zwak tot sterk. Imam al-Ḥasan al-Baṣrī (110 AH) heeft over de voortreffelijkheden van Laylatul Barā-at overleveringen van ongeveer 34 edele metgezellen doorgegeven. Imam al-Suyūṭī (911 AH) heeft in zijn werk “al-Durr al-Manthūr” meer dan vijftien Hadith met betrekking tot dit thema geciteerd.
Gezien de overvloed aan overleveringen en verslagen die de voortreffelijkheid van deze gezegende nacht benadrukken, versterken de vele overleveringen elkaar. Hierdoor krijgen zelfs de zwakkere overleveringen meer gewicht in authenticiteit.
Hieronder volgen enkele overleveringen die de waarde en voortreffelijkheid van de nacht van Mid-Shaʿbān belichten.

Vier zegenrijke nachten
Het is een erkend gegeven dat sommige maanden binnen het jaar zich onderscheiden door hun voortreffelijkheid. Op dezelfde wijze bestaan er ook dagen en nachten die bijzonder voortreffelijk en heilzaam zijn. Sommige van deze zijn bekend bij ons, terwijl andere verborgen zijn.
Imam Abū Bakr al-Khaṭīb al-Baghdādī (463 AH) documenteerde als volgt van Vrouwe ʿĀisha, moge Allah tevreden met haar zijn:
“Ik hoorde de Profeet, vrede zij met hem, zeggen: “Allah opent de deuren naar het goede in vier nachten; de nacht van ʿEid al-Aḍḥā (offerfeest) en ʿEid al-Fiṭr (na de Ramadan), de nacht van Mid-Shaʾbān; waarin levensduren en voorzieningen worden bepaald en de bedevaarten worden opgetekend, en tijdens de nacht van Arafat tot aan de oproep tot het gebed (van het Fajr-gebed).” [7]
Is er iemand die om vergeving vraagt?
Imam Ibn Mājah (273 AH) en Imam al-Bayhaqī (458 AH) hebben de volgende overlevering van ʿAlī ibn Abī Ṭālib, moge Allah tevreden zijn met hem, overgeleverd:
De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei: “Tijdens de nacht van Mid-Shaʿbān, blijf wakker in gebed en vast op de volgende dag. Allah openbaart Zichzelf (op een wijze die Hem past) tijdens die nacht bij zonsondergang in de dichtstbijzijnde hemel en zegt: “Is er iemand die om vergeving vraagt, dan vergeef Ik hem; is er iemand die om voorziening vraagt, dan voorzie Ik hem; is er iemand die met beproevingen te maken heeft, dan schenk Ik hem verlichting; is er iemand met een verzoek, dan vervul Ik het; zo en zo,” tot de dageraad aanbreekt.” [8]
O ʿĀisha! Weet u welke nacht dit is?
Imam al-Bayhaqī (458 AH) citeerde de volgende overlevering van Vrouwe ʿĀisha, moge Allah tevreden zijn met haar:
‘De Gezant van Allah, vrede zij met hem, stond op in de nacht om te bidden en verlengde zijn grondbuiging zo lang dat ik dacht dat hij was overleden. Toen ik dat zag, stond ik op en bewoog zijn duim, die hij bewoog, dus ging ik terug. Toen hij zijn hoofd ophief uit de grondbuiging en zijn gebed had voltooid, zei hij: ‘O ʿĀisha -of O Humayrah- dacht u dat de Profeet u in de steek had gelaten?’ Ik zei: ‘Nee, bij Allah, O Gezant van Allah, maar ik dacht dat u was overleden vanwege de lengte van uw grondbuiging.”
Hij zei: ‘Weet u welke nacht dit is?’ Ik zei: ‘Allah en Zijn Gezant weten dat het beste.’ Hij zei: ‘Dit is de nacht van Mid-Shaʾbān. Allah de Verhevene, openbaart zicht tot Zijn dienaren op de nacht van Mid-Shaʾbān, vergeeft degenen die om vergeving vragen, heeft medelijden met degenen die om medelijden vragen, en laat degenen die haat dragen blijven zoals ze zijn.” [9]
De Profeet vastte altijd in de maand Shaʾbān
Imam Ibn Marduwayh (410 AH) en Imam Ibn Asākir (571 AH) rapporteerden een overlevering van Vrouwe ʿĀisha, moge Allah tevreden zijn met haar:
“De Gezant van Allah, vrede zij met hem, vastte meer in Shaʿbān dan in enige andere maand. Dit komt omdat in deze maand de zielen van de levenden overgeschreven worden naar de doden. Het kan zo zijn dat iemand trouwt terwijl zijn naam al bij de overledenen staat genoteerd. Ook kan iemand de bedevaart verrichten terwijl zijn naam reeds onder degenen die zullen sterven is opgenomen.” [10]

Het lot opgeschreven van Shaʾbān tot Shaʾbān
Imam Ibn Zanjuwayhi (258 AH) en Imam al- Daylamī (509 AH) rapporteerden van Abū Hurayrah, moge Allah tevreden met hem zijn:
“De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei: “Levensduren worden bepaald van Shaʿbān tot Shaʿbān, zodanig dat een man zal trouwen en een kind zal krijgen, terwijl zijn naam al onder de doden is opgenomen.” [11]
Twee bijzondere overlevering over Laylatul Barā-at
Eerste overlevering: “meer dan de haren op de geiten van Banū Kalb”
Abū ʿIsā Muḥammad al-Tirmidzī (279 AH) rapporteerde een overlevering van Vrouwe ʿĀisha, moge Allah tevreden met haar zijn:
“Op een nacht mistte ik de Gezant van Allah, vrede zij met hem. Ik ging naar buiten en trof hem op de begraafplaats van Baqī aan. Hij zei: “Was u bang dat Allah en Zijn Gezant u onrecht zouden aandoen?” Ik zei: “O Gezant van Allah, ik dacht dat u naar een van uw vrouwen was gegaan.” Hij zei: “Allah de Verhevene openbaart zich (zoals het Hem betaamd) in de nacht Mid-Shaʾbān in de dichtstbijzijnde hemel en vergeeft meer mensen dan het aantal haren op de geiten van (de stam) Kalb.” [12]
Tweede overlevering: “Behalve polytheïsten en haatdrager”
Imam al-Bayhaqī (458 AH) citeerde de volgende overlevering van Muʿādz bin Jabal, moge Allah tevreden met hem zijn:
De Profeet, vrede zij met hem, zei: “Allah openbaart zichzelf (hoe het Hem betaamd) aan Zijn schepping op de nacht van Mid- Shaʾbān en vergeeft al Zijn schepselen, behalve de polytheïst of degene die haat dragen.” [13]
Sheikh al-Albānī (1420 AH): De eerste overlevering
Sheikh Muḥammad Nāṣir al-Dīn al-Albānī (1420 AH), een Hadithgeleerde binnen voornamelijk Wahhabitische kringen, bespreekt in zijn werk “Silsilat al-Aḥādīth al-Ṣaḥīḥah” de eerste overlevering en schreef:
Deze betreft het verhaal dat ʿĀisha op een nacht de Profeet, vrede zij met hem, miste. Hoewel de overleveraars in de keten als betrouwbaar worden gezien, merkt hij op dat al-Ḥajjāj bin Arṭa’ah als mudallis wordt beschouwd en dat hij de overlevering niet rechtstreeks van zijn Sheikh (overleveraar) heeft overgeleverd. Eveneens zei al-Tirmidhī dat hij vernam dat Muḥammad (doelend op al-Bukhari) deze Hadith als zwak beoordeelde.
Desondanks concludeerde al-Albānī als volgt:
“Kortom: de Hadith met al deze wegen zijn zonder twijfel authentiek (ṣaḥīḥ) en authenticiteit kan worden vastgesteld met minder dan dit aantal, zolang ze vrij zijn van ernstige zwakheden, zoals dat het geval is met deze Ḥadith.”
Verder weerlegde hij het standpunt van Sheikh al-Qāsimī (1332 AH), die in zijn boek ‘Iṣlāḥ al-Masājid’ beweert dat er geen authentieke Hadith bestaat over de voortreffelijkheden van de nacht van Mid-Shaʿbān. Hij schreef:
Sheikh al-Qāsimī (1332 AH), moge Allah hem genadig zijn, heeft in zijn boek ‘Iṣlāḥ al-Masājid’ (pagina 107) geschreven dat volgens Hadithmeesters, die de betrouwbaarheid van overleveraars beoordelen, er geen authentieke Hadith bestaat over de voortreffelijkheden van de nacht van Mid-Shaʿbān. Dit standpunt mag dus niet worden vertrouwd. Als iemand van hen een dergelijke bewering doet, komt dit vaak door haast en onvoldoende diepgaand onderzoek van de overleveringen, op de manier zoals hier gepresenteerd. Allah de Verhevene is Degene die succes schenkt. [14]
Sheikh al-Albānī (1420 AH): De tweede overlevering
Sheikh Muḥammad Nāṣir al-Dīn al-Albānī (1420 AH) heeft over de tweede overlevering als volgt geschreven:
“Dit is een authentieke Hadith (ṣaḥīḥ), die door een groep metgezellen is overgeleverd langs diverse wegen die elkaar versterken. Tot deze metgezellen behoren:
- Muʿādz bin Jabal,
- Abū Thaʾlabah al-Khushanī,
- ʿAbdullāh bin ʿAmr,
- Abū Mūsā al-Ashʿarī,
- Abū Hurayrah,
- Abū Bakr al-Ṣiddīq,
- ʿAwf bin Mālik
- Vrouwe ʿĀisha.
Na de classificatie van deze Hadith als authentiek, heeft hij de individuele overleveringsketens van al de genoemde metgezellen en hun classificaties besproken. [15]

Imam Ibn Taymiyyah ( 728 AH): Nacht van Mid- Shaʾbān is voortreffelijk
Imam Ibn Taymiyyah (728 AH) wordt gezien als de patriarch van de Wahhabitische geloofsleer en al zijn vertakkingen. Hij schreef dat er talrijke Hadith en verslagen bestaan met betrekking tot de nacht van Mid-Shaʿbān. Hij schreef bovendien dat een groep van de vroege moslims (Salaf) speciaal tijdens deze nacht gebeden verrichtten.
Bovendien schreef hij dat dit een leidend voorbeeld voor hen is die individueel in deze nacht wensen te bidden, en dient als bewijs voor de geldigheid van dergelijke praktijken. Kritiek of verwerping van deze handelingen is daarom niet gerechtvaardigd. Zo schreef hij:
“Onder dit onderwerp valt de Nacht van Mid-Shaʿbān. Er zijn een aantal Hadith en verslagen die de voortreffelijkheid van deze nacht benadrukken, en sommige voorgangers (Salaf) specificeerden deze nacht om hierin gebeden te verrichten, terwijl het vasten van de maand Shaʿbān ondersteund wordt door authentieke Hadith.
Een aantal geleerden uit de vroege gemeenschap van Medina en latere generaties hebben de bijzondere waarde van deze nacht in twijfel getrokken. Zij bekritiseerden de overleveringen die haar voortreffelijkheid benadrukken. Een voorbeeld is de Hadith die zegt: “Allāh vergeeft tijdens deze nacht meer mensen dan het aantal haren van de geiten van de stam van Kalb.” Deze geleerden beweren dat deze nacht niet verschilt van andere nachten.
Echter, het perspectief van veel geleerden, inclusief de meerderheid van onze eigen metgezellen, wijst op het tegenovergestelde. Zij beschouwen deze nacht als bijzonder waardevol. Dit standpunt wordt ondersteund door de teksten van Imām Aḥmad en talrijke overleveringen en verslagen van voorgangers. Deze bevestigen de voortreffelijkheid van de nacht. Ondanks enkele fabricaties, zijn de deugden van deze nacht opgenomen in de Musnad- en Sunan Hadithcollecties. [16]
Sheikh al-Mubārakpūrī (1335 AH): Er is genoeg bewijs
Sheikh Muḥammad ibn ʿAbd al-Raḥmān al-Mubārakpūrī (1335 AH), erkend als autoriteit door de non-conformisten (Ghayr Muqallidīn), schreef in zijn commentaar op Tirmidzī het volgende:
“Weet dat er meerdere Hadith zijn overgeleverd over de voortreffelijkheid van de nacht van de helft van Mid-Shaʿbān. Deze tonen gezamenlijk aan dat er een basis (aṣl) is voor deze nacht.”
Na het aanhalen van diverse overleveringen die de voortreffelijkheden van de nacht van Mid-Shaʿbān beschrijven, vervolgde hij:
“Deze overleveringen, als geheel genomen, vormen een bewijs tegen degenen die beweren dat de voortreffelijkheid van de nacht van Mid-Shaʿbān niet is aangetoond. Allah, de Verhevene, weet het beste.” [17]

Is extra aanbidding tijdens Laylatul Barā-at dan een innovatie?
Elk jaar kijken moslims uit naar Laylatul Barā-at, een heilige nacht die hoop en troost biedt. Ze hopen dat hun wensen en gebeden verhoord worden. Tijdens deze nacht bidden ze tot Allah om het onheil in hun lot te keren, door middel van smeekbeden, aanbidding en andere vormen van eredienst.
Deze troost wordt echter vaak overschaduwd door uiteenlopende meningen en zelfs beschuldigingen via verschillende kanalen. Sommigen beweren dat het specificeren van deze nacht om erediensten te verrichten een innovatie (bidʿah) is omdat er geen grondslag hiervoor is.
Dit is betreurenswaardig, gezien de talrijke overleveringen die het belang van deze nacht benadrukken. Deze overleveringen kunnen toch niet zomaar terzijde worden geschoven? Bovendien wordt dit standpunt ook nog eens ondersteund door grote geleerden van verschillende stromingen.
Imam ibn ʿĀbidīn al-Shāmī (1252 AH): Aanbevolen handelingen op Laylatul Barā-at
De vooraanstaande rechtsgeleerde Imam Ibn ʿĀbidīn al-Shāmī (1252 AH) heeft in Radd al-Mukhtār beschreven dat het aanbevolen is om wakker te blijven en aanbiddingsdaden te verrichten tijdens speciale nachten.
Deze nachten omvatten ʿEid al-Fiṭr, Eid al-Aḍḥā, de nacht van Mid-Shaʿbān, de laatste tien nachten van Ramadan, en de eerste tien nachten van Dzūl-Ḥijjah.
Hij beschreef ook de volgende handelingen die je kan verrichten tijdens deze heilige nachten:
- Het individueel uitvoeren van vrijwillige gebeden, zonder een specifiek aantal te bepalen;
- Het reciteren van de Koran;
- Het luisteren naar en het vertellen van Hadith;
- Het doen van tasbīḥ (het uitspreken van ‘subḥanAllāh’) en het lofprijzen van Allah;
- Het zenden van zegebeden en vredegroeten naar de Profeet -vrede zij met hem-. [18]
Aanbidding: Zelfs een uur is voldoende
Niet iedereen is in staat de hele nacht wakker te blijven voor extra erediensten. Voor iemand die niet gewend is laat op te blijven, bestaat het risico zich te verslapen voor het Fajr-gebed. Dit is natuurlijk niet de bedoeling. Wat betekent het precies om de hele nacht op te blijven?
Imam Ibn ʿĀbidīn al-Shāmī (1252 AH) gaf hierover uitleg en schreef:
“Het wordt aanbevolen om deze erediensten gedurende het grootste deel van de nacht te verrichten. Sommige geleerden menen dat zelfs één uur hiervoor al voldoende is.” Volgens Ibn ʿAbbās, moge Allah tevreden met hem zijn, omvat dit ook het gezamenlijk verrichten van het ʿIshā-gebed en het voornemen om het Fajr-gebed gezamenlijk te verrichten. Dit wordt met name aanbevolen voor de nachten van beide ʿEids.
In Ṣaḥīḥ Muslim zegt de Gezant van Allah, vrede zij met hem: “Wie het ʿIshā-gebed in groepsverband verricht, het is alsof hij de helft van de nacht in gebed heeft doorgebracht. En wie het Fajr-gebed in gemeenschap verricht, het is alsof hij de hele nacht in gebed heeft doorgebracht.” [19]
Het bezoeken van begraafplaatsen
Het bezoeken van begraafplaatsen wordt aanbevolen. Het herinnert ons aan de dood en onze eigen sterfelijkheid. Dit maakt ons bewust van onze vergankelijkheid. Uiteindelijk zijn we niet meer dan een handvol aarde. Ook zullen we terugkeren naar de aarde. Daarnaast bidden we voor de zielenrust van onze overleden dierbaren. Het tonen van vroomheid houdt in dat we om vergeving vragen. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor degenen die ons in het geloof zijn voorgegaan. We reciteren de Koran en dragen de beloningen op aan hen.
Op gezegende nachten worden de zeeën van Allah’s genade uitgestort over Zijn dienaren. Het is dan een zinvolle daad om de begraafplaatsen te bezoeken. We bidden voor de zielenrust van de overledenen.
Het bezoeken van graven is ook een traditie van de Nobele Profeet, vrede zij met hem. De Profeet heeft graven bezocht, opgedragen dit te doen, en licht geworpen op de voordelen en zegeningen ervan.
De Profeet adviseerde om graven te bezoeken.
Imam Ibn Mājah (273 AH) documenteerde een overlevering van Ibn Masʿūd, moge Allah tevreden met hem zijn:
De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei: “Ik had jullie verboden om de graven te bezoeken, maar bezoek ze nu, want ze maken je onthecht van de wereld en herinneren je aan het Hiernamaals.” [20]

Het bezoeken van graven is een traditie van de Profeet
Imam al-Nasā’ī (303 AH) heeft een Hadith overgeleverd van de metgezel Buraydah, moge Allah tevreden met hem zijn, waarin staat:
De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei wanneer hij een begraafplaats betrad: ‘Vrede zij met jullie, bewoners van deze verblijven, van de gelovigen en de moslims. En wij zullen, als Allah het wil, jullie zeker volgen. Jullie zijn ons voorgegaan en wij zullen volgen. Ik vraag Allah om welzijn voor ons en voor jullie.” [21]
De overledenen voelen vreugde in hun graf
Imam al-Suyūṭī (911 AH) documenteerde een overlevering van Imam Abū al-Futūḥ al-Ṭā’ī (555 AH)
De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei: “De dode voelt vreugde in zijn graf wanneer iemand die hij liefhad in de wereld van de levenden hem bezoekt.” [22]
De Profeet was op de begraafplaats tijdens de nacht van Mid- Shaʾbān
Bovendien ondersteunt de overlevering van Imam Tirmidhī (279 AH) dit gebruik. De Profeet, vrede zij met hem, bezocht tijdens de nacht van Mid-Shaʿbān de begraafplaats al-Baqī in Medina. Vrouwe ʿĀisha zag hem met zijn gezicht naar de hemel geheven. Hij vertelde haar dat Allah de Verhevene zich in de dichtstbijzijnde hemel manifesteert in de nacht van Mid-Shaʿbān en dat Allah dan meer mensen vergeeft dan het aantal haren op de geiten van de stam Kalb. [12]
De nacht van Mid-Shaʾbān is een zegenrijke nacht. Over deze nacht hebben vele metgezellen van de nobele Profeet van Allah meldingen gemaakt. De nobele generatie na hen en die na hen hebben ook over de voortreffelijkheden gesproken. Deze overleveringen variëren van zwakke graden tot sterk en authentiek. Vanwege de overvloedigheid van deze overleveringen worden ze als betrouwbaar geclassificeerd, zolang ze niet zeer zwak zijn.
Het is een altijd een praktijk van de moslimgemeenschap geweest om op deze nacht extra aanbiddingen te verrichten, zodat ze kunnen baden in de goddelijke genade. De gelovigen bidden voor zichzelf, anderen en voor degenen die zijn heengegaan. Er wordt uit de Koran gelezen en liefdadigheid geschonken. Het is echter wel heel belangrijk om niet te vervallen in handelingen die niet toegestaan zijn, waarvoor er geen basis is, en om te waken voor slechte innovaties.
Hierbij wenst het voltallige team van Het Rechte Pad u allen een vruchtbare Nacht van Mid-Shaʾbān toe. Moge Allah al uw gebeden verhoren en verdiensten accepteren en belonen volgens Zijn waardigheid. Moge Allah het komende jaar het slechte in ons lot ombuigen naar het goede en iedereen die bestemd is om te overlijden een uiteinde met īmān en islam schenken.
[1]
وقيل: ليلة النصف من شعبان، ولها أسماء أربعة: الليلة المباركة، وليلة البراءة، وليلة الصك، وليلة الرحمة.
Abū al-Ḥasan ʿAlī bin Muḥammad bin ʿAbd al-Ṣamad ʿIlm al-Dīn al-Sakhāwī al-Miṣrī al-Shāfiʿī (643 AH), Tafsīr al-Qur’ān al-ʿAẓīm, deel 2, Tafsīr Sūrat al-Dukhān Makkiyyah (Caïro: Dar al-Nashr lil-Jami`at, 2009), 313.
[2]
وَالْكِتَابِ الْمُبِينِ (2) إِنَّا أَنزَلْنَاهُ فِي لَيْلَةٍ مُّبَارَكَةٍ ۚ إِنَّا كُنَّا مُنذِرِينَ (3) فِيهَا يُفْرَقُ كُلُّ أَمْرٍ حَكِيمٍ (4) أَمْرًا مِّنْ عِندِنَا ۚ إِنَّا كُنَّا مُرْسِلِينَ (5) رَحْمَةً مِّن رَّبِّكَ ۚ إِنَّهُ هُوَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ
Koran, 44:2-6.
[3]
إنا أنزلناه في ليلة مباركة هي ليلة القدر أو ليلة النصف من شعبان نزل فيها من أم الكتاب من السماء السابعة إلى سماء الدنيا إنا كنا منذرين مخوفين به. فيها أي: في ليلة القدر أو ليلة النصف من شعبان يفرق يفصل كل أمر حكيم محكم من الأرزاق والآجال وغيرهما التي تكون في السنة إلى مثل تلك الليلة
Muḥammad Ibn Aḥmad al-Maḥallī (864 AH), Jalāl al-Dīn ʿAbd Al-Raḥmān Ibn Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Tafsīr al- Jalālayn, Sūrat al- Dukhān, Tafsīr Qawlihi Taʿālā Innā Anzalnāhu Fī Laylatin Mubārakah Innā Kunnā Mundzirīn/ Tafsīr Qawlihi Taʿālā Fīhā Yufraqu Kullu Amrin Ḥakīm (Beiroet: Dār Ibn Kathir, 1987), 496.
[4]
( قوله أو ليلة النصف من شعبان) هو قول عكرمة وطائفة
Aḥmad al-Ṣāwī al-Mālikī (1241 AH), Ḥāshiyat al-Ṣāwī ʿalā Tafsīr al-Jalālayn, deel 4, Sūrah al-Dukhān: 2-5 (Beiroet: Dar al- Jil, g.d), 57.
[5]
وأخرج ابن جرير ، وابن المنذر ، وابن أبي حاتم ، من طريق محمد بن سوقة عن عكرمة : فيها يفرق كل أمر حكيم قال : في ليلة النصف من شعبان يبرم أمر السنة وينسخ الأحياء من الأموات ويكتب الحاج فلا يزاد فيهم ولا ينقص منهم أحد
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 252-3.
[6]
وأخرج ابن جرير ومحمد بن نصر وابن أبي حاتم والطبراني وابن مردويه والبيهقي في الأسماء والصفات عن مقسم قال : سأل عطية بن الأسود ابن عباس فقال : إنه قد وقع في قلبي الشك في قول الله : شهر رمضان الذي أنزل فيه القرآن وقوله : إنا أنزلناه في ليلة القدر وقوله : إنا أنزلناه في ليلة مباركة فقال ابن عباس : إنه أنزل في ليلة القدر وفي رمضان وفي ليلة مباركة جملة واحدة ، ثم أنزل بعد ذلك على مواقع النجوم رسلا في الشهور والأيام
Muḥammad bin ʿAlī bin Muḥammad al-Shawkānī (1250 AH), Fatḥ al-Qadīr al-Jāmiʾ bayna Fannay al-Riwāyah wa al-Dirāyah, deel 1, Tafsīr Sūrat al-Baqarah,Tafsīr Qawlihi Taʿālá “Shahr Ramaḍān al-Ladzī Anzala Fīhi al-Qur’ān Hudan lil-Nās wa Bayyināt min al-Hudá wa al-Furqān (Beiroet: Dar Al Maarifah, 2004), 119.
[7]
وأخرج الخطيب في “رواة مالك” عن عائشة : سمعت النبي صلى الله عليه وسلم يقول : يفتح الله الخير في أربع ليال؛ ليلة الأضحى والفطر وليلة النصف من شعبان؛ ينسخ فيها الآجال والأرزاق ويكتب فيها الحاج، وفي ليلة عرفة إلى الأذان
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 256.
[8]
وأخرج ابن ماجه والبيهقي في “شعب الإيمان” عن علي بن أبي طالب قال : قال رسول الله صلى الله عليه وسلم : إذا كان ليلة النصف من شعبان فقوموا ليلها وصوموا نهارها فإن الله ينزل فيها لغروب الشمس إلى سماء الدنيا فيقول : ألا مستغفر فأغفر له ألا مسترزق فأرزقه ألا مبتلى فأعافيه ألا سائل فأعطيه ألا كذا ألا كذا حتى يطلع الفجر
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 256.
[9]
وأخرج البيهقي عن عائشة قالت : قام رسول الله صلى الله عليه وسلم من الليل يصلي فأطال السجود حتى ظننت أنه قد قبض فلما رأيت ذلك قمت حتى حركت إبهامه فتحرك فرجعت فلما رفع رأسه من السجود وفرغ من صلاته قال : يا عائشة – أو : يا حميراء – ظننت أن النبي قد خاس بك؟ قلت : لا والله يا رسول الله ولكني ظننت أنك قبضت لطول سجودك . فقال : أتدرين أي ليلة هذه؟ قلت : الله ورسوله أعلم . قال: هذه ليلة النصف من شعبان إن الله عز وجل يطلع على عباده في ليلة النصف من شعبان فيغفر للمستغفرين ويرحم المسترحمين ويؤخر أهل الحقد كما هم
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 257-8.
[10]
وأخرج ابن مردويه، وابن عساكر عن عائشة قالت : لم يكن رسول الله صلى الله عليه وسلم في شهر أكثر صياما منه في شعبان؛ لأنه ينسخ فيه أرواح الأحياء في الأموات حتى إن الرجل يتزوج وقد رفع اسمه فيمن يموت وإن الرجل ليحج وقد رفع اسمه فيمن يموت
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 253-4.
[11]
وأخرج ابن زنجويه والديلمي عن أبي هريرة أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال : تقطع الآجال من شعبان إلى شعبان حتى إن الرجل لينكح ويولد له وقد خرج اسمه في الموتى
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 253.
[12]
حدثنا أحمد بن منيع حدثنا يزيد بن هارون أخبرنا الحجاج بن أرطاة عن يحيى بن أبي كثير عن عروة عن عائشة قالت فقدت رسول الله صلى الله عليه وسلم ليلة فخرجت فإذا هو بالبقيع فقال أكنت تخافين أن يحيف الله عليك ورسوله قلت يا رسول الله إني ظننت أنك أتيت بعض نسائك فقال إن الله عز وجل ينزل ليلة النصف من شعبان إلى السماء الدنيا فيغفر لأكثر من عدد شعر غنم كلب وفي الباب عن أبي بكر الصديق قال أبو عيسى حديث عائشة لا نعرفه إلا من هذا الوجه من حديث الحجاج وسمعت محمدا يضعف هذا الحديث وقال يحيى بن أبي كثير لم يسمع من عروة والحجاج بن أرطاة لم يسمع من يحيى بن أبي كثير
Abū ʿIsā Muḥammad al-Tirmidzī (279 AH), Sunan al-Tirmidzī, deel 3, Kitāb al-Ṣawm ʿAn Rasūl Allāh Ṣallá Allāhu ʿAlayhi Wa Sallam Bāb Mā Jā-a Fī Laylat Al-Niṣf Min Shaʾbān (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 2017), 116.
[13]
وأخرج البيهقي عن معاذ بن جبل عن النبي صلى الله عليه وسلم قال : يطلع الله في ليلة النصف من شعبان فيغفر لجميع خلقه إلا لمشرك أو مشاحن
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Al-Durr al-Manthūr fī al-Tafsīr al-Ma’thūr, deel 13, Tafsīr Sūrat al-Dukhān: Tafsīr Qawlihi Taʿālā Ḥā Mīm (Caïro: Markaz Hijr lil-Buhuth wa al-Dirasat al-Arabiyya wa al-Islamiyya, 2003), 257.
[14]
وفيه قصة عائشة في فقدها النبي صلى الله عليه وسلم ذات ليلة. ورجاله ثقات لكن حجاج وهو ابن أرطأة مدلس وقد عنعنه، وقال الترمذي ” وسمعت محمد (يعني البخاري) : يضعف هذا الحديث “. وجملة القول أن الحديث بمجموع هذه الطرق صحيح بلا ريب والصحة تثبت بأقل منها عددا ما دامت سالمة من الضعف الشديد كما هو الشأن في هذا الحديث، فما نقله الشيخ القاسمي رحمه الله تعالى في ” إصلاح المساجد ” (ص ١٠٧) عن أهل التعديل والتجريح أنه ليس في فضل ليلة النصف من شعبان حديث صحيح، فليس مما ينبغي الاعتماد عليه، ولئن كان أحد منهم أطلق مثل هذا القول فإنما أوتي من قبل التسرع وعدم وسع الجهد لتتبع الطرق على هذا النحو الذي بين يديك. والله تعالى هو الموفق.
Muḥammad Nāṣir al-Dīn al-Albānī (1420 AH), Silsilat al-Aḥādīth al-Ṣaḥīḥah wa-Shay min Fiqhihā wa-Fawā’idhā, nr.1144 (Riyadh: Maktaba al-Ma’arif lil-Nashr wa al-Tawzi, 1995), 138-9.
[15]
١١٤٤ – يطلع الله تبارك وتعالى إلى خلقه ليلة النصف من شعبان، فيغفر لجميع خلقه إلا لمشرك أو مشاحن حديث صحيح، روي عن جماعة من الصحابة من طرق مختلفة يشد بعضها بعضا وهم معاذ ابن جبل وأبو ثعلبة الخشني وعبد الله بن عمرو وأبي موسى الأشعري وأبي هريرة وأبي بكر الصديق وعوف ابن مالك وعائشة
Muḥammad Nāṣir al-Dīn al-Albānī (1420 AH), Silsilat al-Aḥādīth al-Ṣaḥīḥah wa-Shay min Fiqhihā wa-Fawā’idhā, nr.1144 (Riyadh: Maktaba al-Ma’arif lil-Nashr wa al-Tawzi, 1995), 135-7.
[16]
ومن هذا الباب: ليلة النصف من شعبان، فقد روى في فضلها من الأحاديث المرفوعة والآثار ما يقتضي أنها ليلة مفضلة وأن من السلف من كان يخصها بالصلاة فيها، وصوم شهر شعبان قد جاءت فيه أحاديث صحيحة. ومن العلماء: من السلف من أهل المدينة، وغيرهم من الخلف، من أنكر فضلها، وطعن في الأحاديث الواردة فيها، كحديث: «إن الله يغفر فيها لأكثر من عدد شعر غنم كلب» “. وقال: لا فرق بينها وبين غيرها. لكن الذي عليه كثير من أهل العلم، أو أكثرهم، من أصحابنا وغيرهم -على تفضيلها، وعليه يدل نص أحمد، لتعدد الأحاديث الواردة فيها، وما يصدق ذلك من الآثار السلفية، وقد روي بعض فضائلها في المسانيد والسنن. وإن كان قد وضع فيها أشياء أخر.
Taqī al-Dīn Abū al-ʿAbbās Aḥmad ibn ʿAbd al-Ḥalīm ibn ʿAbd al-Salām ibn ʿAbd Allāh ibn Abī al-Qāsim ibn Muḥammad ibn Taymiyyah al-Ḥarrānī al-Ḥanbalī al-Dimashqī ( 728 AH), Iqtiḍā al-Ṣirāṭ al-Mustaqīm li-Mukhālafat Aṣḥāb al-Jaḥīm, deel2, Faṣl fī al-Aʾyād al-Zamānīyah al-Mubtadaʿah Anwāʿ al-Aʾyād al-Zamānīyah al-Mubtadaʿah (Beiroet: Dar Alam Al-kutub, 1999), 136-7.
[17]
اعلم أنه قد ورد في فضيلة ليلة النصف من شعبان عدة أحاديث مجموعها يدل على أن لها أصلا… فهذه الأحاديث بمجموعها حجة على من زعم أنه لم يثبت في فضيلة ليلة النصف من شعبان شيء ، والله تعالى أعلم
Muḥammad ibn ʿAbd al-Raḥmān ibn ʿAbd al-Raḥīm al-Mubārakfūrī (1335 AH), Tuḥfat al-Aḥwadzī, deel 3, Kitāb al-Ṣawm ʿan Rasūl Allāh Ṣalla Allāhu ʿalayhi wa Sallam, Bāb Mā Jā-a fī Laylat al-Niṣf min Shaʿbān (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah,1990),364- 366.
[18]
وإحياء ليلة العيدين ، والنصف من شعبان ، والعشر الأخير من رمضان ، والأول من ذي الحجة ، ويكون بكل عبادة تعم الليل أو أكثره
Muḥammad Amīn ʿAmr bin Abd al- ʿAzīz bin ʿĀbidīn al-Dimashqī (1252 AH), Rad al-Muḥtār ʿalā al-Dur al-Mukhtār, deel 2, Kitāb al-Ṣalāt Bāb al-Witr wa al-Nawāfil (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1992), 25.
[19]
وفي الإمداد : ويحصل القيام بالصلاة نفلا فرادى من غير عدد مخصوص ، وبقراءة القرآن ، والأحاديث وسماعها ، وبالتسبيح والثناء ، والصلاة والسلام على النبي صلى الله عليه وسلم الحاصل ذلك في معظم الليل وقيل بساعة منه . وعن ابن عباس رضي الله عنهما بصلاة العشاء جماعة ، والعزم على صلاة الصبح جماعة ، كما قالوه في إحياء ليلتي العيدين . وفي صحيح مسلم قال رسول الله صلى الله عليه وسلم ( من صلى العشاء في جماعة فكأنما قام نصف الليل ، ومن صلى الصبح في جماعة فكأنما قام الليل كله ) ” . ا هـ .
Muḥammad Amīn ʿAmr bin Abd al- ʿAzīz bin ʿĀbidīn al-Dimashqī (1252 AH), Rad al-Muḥtār ʿalā al-Dur al-Mukhtār, deel 2, Kitāb al-Ṣalāt Bāb al-Witr wa al-Nawāfil (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1992), 25.
[20]
دثنا يونس بن عبد الأعلى حدثنا ابن وهب أنبأنا ابن جريج عن أيوب بن هانئ عن مسروق بن الأجدع عن ابن مسعود أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال كنت نهيتكم عن زيارة القبور فزوروها فإنها تزهد في الدنيا وتذكر الآخرة
Ibn Mājah, Muhammad bin Yazīd al-Qazwīnī (273 AH), Sunan Ibn Mājah, deel 1, Kitāb al-Janā’iz, Bāb Mā Jāʾ fī Ziyārat al-Qubūr (Beiroet: Al-Maktabah al-‘Ilmiyah, 1953), 501.
[21]
أخبرنا عبيد الله بن سعيد قال حدثنا حرمي بن عمارة قال حدثنا شعبة عن علقمة بن مرثد عن سليمان بن بريدة عن أبيه أن رسول الله صلى الله عليه وسلم كان إذا أتى على المقابر فقال السلام عليكم أهل الديار من المؤمنين والمسلمين وإنا إن شاء الله بكم لاحقون أنتم لنا فرط ونحن لكم تبع أسأل الله العافية لنا ولكم
Ahmad bin Shuʿayb al-Nasā’ī (303 AH), Sunan al-Kubrā li al-Nasā’ī, deel 4, Kitāb al-Janā’iz al-Amr bi al-Istighfār li al-Mu’minīn (Qatar, Wizarat al-Awqaf wa al-Shu’un al-Islamiyya al-Qatariyya, 2012),94.
[22]
وفي الأربعين الطائية روي عن النبي صلى الله عليه وسلم أنه قال آنس ما يكون الميت في قبره إذا زاره من كان يحبه في دار الدنيا
Jalāl al-Dīn ʿAbd al-Raḥmān bin Abī Bakr al-Suyūṭī (911 AH), Sharḥ al-Ṣudūr bi Sharḥ Ḥāl al-Mawtā wa-al-Qubūr, Faṣl Fīhī Fawā’id (Beiroet: Dar Al Maarifah, 1996), 202.