Als we de geschriften raadplegen, zien we dat de vroegere volkeren vele malen ouder werden dan wij nu. Ze waren ook veel fitter, sterker en verkeerden in een veel gezondere staat. Hierdoor hadden de gelovigen onder hen de kans om honderden jaren goede daden te verrichten. Wij worden nu in vergelijking met die mensen niet oud, en wanneer we ouder worden, komen daar natuurlijk gebreken bij kijken. We kunnen ons op geen enkele manier met hen matchen als het op daden aankomt.
Wat stelt ons korte mensenleven nou voor in vergelijking met het langere leven van die volkeren? Om dit te compenseren heeft Allah in elke maand traktaties gegeven, zodat we ook in ons korte mensenleven toch de kans hebben om hen te evenaren of zelfs te overtreffen in daden.
Zo bezit elke maand iets speciaals en is deze gevuld met zegeningen en herbergt ook geheimen die voor de kenner onverholen zijn. De maand Shaʾbān is ook zo een maand. Het is de voorganger van de maand Ramadan. De maand Shaʾbān is de achtste maand van het islamitische jaar.
Inhoud
- 1 Waarom heet deze maand Shaʾbān ?
- 2 Shaʾbān de vastenmaand van de Profeet
- 3 De Profeet verbond de vasten van Shaʾbān met de Ramadan
- 4 De vastendagen van Shaʾbān zijn waardevol
- 5 Alle daden worden opgeheven in Shaʾbān
- 6 In Shaʿbān wordt vastgesteld wie er in dat jaar zal overlijden
- 7 Maximale inspanning en ga recht op je doel af!
- 8 De vrome voorganger over de maand Shaʾbān
- 9 Shaʾbān de maand van de Koranrecitatie
- 10 Anas bin Mālik: Wanneer de maand Shaʾbān aanbreekt
- 11 Qays al- Mulā‘ī (146 AH): Sloot zijn winkel tijdens Shaʿbān
- 12 al-Ḥasan bin Suhayl (236 AH): De Koranrecitatie in de schoot van Shaʾbān
- 13 Salamah bin Kuhayl (121 AH): Maand van de Qārī
Waarom heet deze maand Shaʾbān ?
Het woord Shaʾbān is afgeleid van het Arabische woord ‘shaʾb’, wat letterlijk vertakken of ontspruiten betekent. Shaʿbān is zo genoemd omdat het een maand is waarin de takken van goedheid en zegeningen ontspruiten en zich vertakken. Op deze manier nemen de goede daden, verdiensten en zegeningen van de mensen die in deze maand vasten aanzienlijk toe. Dit is vergelijkbaar met hoe de takken van een boom ontspruiten en zich vertakken. [1]
Shaʾbān de vastenmaand van de Profeet
Het is geen geheim dat vasten een goede daad is en dat er veel verdiensten verbonden zijn aan deze eredienst. Naast de vele verdiensten is vasten ook nog eens goed voor ons lichaam. Het is eigenlijk een soort reiniging van ons lichaam van binnen. Deze gezondheidsvoordelen zal je zeker merken wanneer je verantwoord eet en drinkt na het verbreken van de vasten. Hoe dan ook, vasten is een zeer effectief middel om in het reine te komen met onszelf en met Allah.
De maand Shaʾbān was de vastenmaand voor de Profeet Mohammed -vrede zij met hem-. Laten we eens kijken naar een paar overleveringen die hier melding van maken:
De Profeet verbond de vasten van Shaʾbān met de Ramadan
Vrouwe ʿĀisha en Vrouwe Umm Salamah -moge Allah tevreden met hen zijn- vertellen dat Shaʾbān, de maand die voorafgaat aan Ramadan, de meest geliefde maand was voor de Profeet -vrede zij met hem- om te vasten. Ze benadrukken ook hoe hij Shaʾbān naadloos verbond met Ramadan. Het volgende is gedocumenteerd:
Vrouwe ʿĀisha -moge Allah tevreden met haar zijn- zei: “De meest geliefde maand om te vasten voor de Gezant van Allah -vrede zij met hem- was Shaʾbān, sterker nog, hij verbond het met Ramadan.” [2]
Vrouwe Umm Salamah -moge Allah tevreden met haar zijn- zei over de Profeet -vrede zij met hem- dat hij gedurende het jaar geen volledige maand vastte, behalve de Shaʾbān, waarmee hij de Ramadan verbond. [3]
De vastendagen van Shaʾbān zijn waardevol
In de volgende overlevering benadrukt de Profeet -vrede zij met hem- de waarde van de dagen van Shaʿbān. Hoewel het niet verplicht is om te vasten, geeft hij wel aan hoe waardevol deze vastendagen zijn. Als een manier om de waarde van de vasten aan te geven, raadde de Profeet -vrede zij met he – aan om na Ramadan twee dagen te vasten ter compensatie. Zo is het volgende overgeleverd:
Van de Heer ʿImrān bin Ḥusayn -moge Allah tevreden met hen zijn-. De Profeet -vrede zij met hem- vroeg aan hem: “Heb je gevast in het midden van Shaʾbān? Hij zei: Nee. Daarop zei hij: Als je ʿEid hebt gedaan, vast dan twee dagen (ter compensatie).” [4]
Alle daden worden opgeheven in Shaʾbān
De maand Shaʿbān wordt door de mensen vaak over het hoofd gezien. Hij ligt tussen Rajab, een van de vier heilige maanden in de islam, en Ramadan, de maand van de vasten. Door in Shaʿbān te vasten, benadrukt de Profeet -vrede zij met hem- het belang van deze maand, die anders misschien niet de aandacht krijgt die zij verdient.
Shaʿbān is de maand waarin alle daden worden opgeheven naar Allah. Waarom zouden we dan niet vasten, terwijl onze daden worden opgeheven? Dit maakt de kans op de acceptatie van onze goede daden veel groter, en biedt ook meer mogelijkheid voor vergiffenis van de slechte daden. Hierover is het volgende overgeleverd:
De heer ʿUthāmah bin Zayd –moge Allah tevreden met hem zijn- zei: “O Gezant van Allah! Waarom zie ik u niet vasten in enige maand zoveel als u in Shaʾbān vast?” Hij antwoordde: “Dat is een maand die mensen vaak vergeten, tussen Rajab en Ramadan, en het is een maand waarin de daden worden opgeheven naar de Heer der Werelden. Daarom houd ik ervan dat mijn daden worden opgeheven terwijl ik vast.” [5]
In Shaʿbān wordt vastgesteld wie er in dat jaar zal overlijden
Vaak zien we dat jongeren minder geneigd zijn tot religieuze praktijken in vergelijking met ouderen. Dit verschil kan mogelijk verklaard worden door het grotere bewustzijn van ouderen over de eindigheid van het leven. Zij spenderen meer tijd aan het nadenken over het hiernamaals en treffen daarvoor de nodige voorbereidingen.
Uit de volgende overlevering blijkt het belang van voortdurende voorbereiding op de dood en het zoeken naar momenten van verlossing en vergiffenis door de aanbidding van Allah. De maand Shaʿbān is bij uitstek de periode om dit nog meer te realiseren. Het volgende is vermeld:
De heer Abū Hurayrah –moge Allah tevreden met hem zijn– zei dat Vrouwe ʿĀisha -moge Allah tevreden met haar zijn- aan hen het volgende vertelde. Ze zei dat de Profeet -vrede zij met hem- de hele maand Shaʾbān vastte. Ik zei: “O Gezant van Allah, is Shaʾbān de maand die u het liefst vast?” Hij zei: “Allah schrijft in die maand het lot van elke ziel die dat jaar zal sterven, dus ik houd ervan dat mijn tijd komt terwijl ik vast.” [6]
Maximale inspanning en ga recht op je doel af!
De volgende Hadith is een van mijn favoriete overleveringen. Het biedt mij veel kracht in tijden van tegenslag of wanneer ik teleurstellingen moet verwerken. Ik heb mijn ouderen altijd naar deze overlevering zien handelen. Allah wordt niet moe van het belonen. Wij raken eerder vermoeid van het verrichten van goede daden. Doe dus wat binnen je vermogen ligt, en Allah zal je inspanningen niet onbeloond laten.
De kunst is om niet op te geven en met regelmaat door te zetten. Streef rechtstreeks naar je doel en laat je door niemand afleiden, je bent immers bezig met een aanbidding van Allah. Hoe klein het ook mag lijken, ga door en geef niet op. Deze handelwijze heeft de goedkeuring van de Profeet -vrede zij met hem- en wat zijn goedkeuring draagt, geniet de acceptatie van Allah. Motiveer jezelf met de volgende overlevering:
Vrouwe ʿĀisha -moge Allah tevreden met haar zijn- vertelde: “De Profeet -vrede zij met hem- vastte geen enkele maand meer dan Shaʾbān. Hij vastte Shaʿbān in zijn geheel en hij zei: ‘Neem van het werk zoveel als je aankunt, want Allah wordt niet moe (met beloningen geven), maar jullie worden moe (met het verrichten van goede daden). En het meest geliefde gebed bij de Profeet -vrede zij met hem- was datgene wat regelmatig werd verricht, zelfs als het weinig was. En wanneer hij een gebed verrichtte, hield hij zich hieraan vast.” [7]
De vrome voorganger over de maand Shaʾbān
ʿAmmār bin Yāsir (37 AH) was een metgezel van de profeet Mohammed -vrede zij met hem- en behoorde tot de vroege bekeerlingen tot de islam. Hij was ook een van de onderdrukten die gemarteld werden om hen ertoe te bewegen hun nieuwe geloof te verlaten.
ʿAmmār bin Yāsir emigreerde naar Ethiopië en later naar Medina. Hij nam deel aan alle veldslagen samen met de profeet Mohammed -vrede zij met hem-. Zijn moeder Sumayyah was de eerste martelaarster (shahīdah) van de islam. Om het belang van de vasten in de maand Shaʾbān te onderstrepen is het volgende overgeleverd:
Lu’lu’, zijn vrijgelaten slavin, zei: ʿAmmār maakte zich klaar voor de vasten van Shaʾbān, net zoals hij zich klaarmaakte voor de vasten van Ramadan.” [8]
Shaʾbān de maand van de Koranrecitatie
De traditie onder moslims was dat, wanneer de maand Shaʾbān aanbrak, de voorbereiding op Ramadan niet enkel bestond uit vasten. In plaats daarvan besteedden zij deze maand ook aan Koranrecitatie als voorbereiding op Ramadan. Shaʾbān wordt niet zonder reden beschouwd als de inleidende maand voor Ramadan. Deze maand werd door onze voorgangers specifiek aangeduid als de maand van Koranrecitatie en de reciteurs. Dit wordt bevestigd door de volgende overleveringen:
Anas bin Mālik: Wanneer de maand Shaʾbān aanbreekt
“Wanneer de maand Shaʾbān aanbrak, hielden de moslims zich bezig met het reciteren van de Koran en haalden ze de zakāt van hun bezittingen weg om de zwakken en de armen te ondersteunen bij de vasten tijdens Ramadan.” [9]
Qays al- Mulā‘ī (146 AH): Sloot zijn winkel tijdens Shaʿbān
De Heer ʿAmr bin Qays, genoemd naar het verkopen van mantels, was een grootmeester in de Hadith-wetenschap en stond bekend als betrouwbaar en nauwkeurig. Hij was een van de reciteurs uit Koefa (Irak). Er wordt gezegd dat hij tot de Abdāl (heiligen) behoorde. De heer Sufyān al-Thawri had grote bewondering voor hem en prees hem uitvoerig.
Wanneer ʿAmr ibn Qays naar de mensen op de markt keek, huilde hij en zei: “Hoe onachtzaam zijn deze mensen van wat voor hen is voorbereid.” Hij zei ook: “Wanneer je je bezighoudt met jezelf, vergeet je de mensen.” Hij gaf te verstaan dat het beter is jezelf voor te bereiden op je dood, omdat je dan geen tijd meer hebt voor anderen. Over hem is het volgende overgeleverd:
“En wanneer Shaʿbān aanbrak, sloot ʿAmr ibn Qays al-Mulā’ī zijn winkel en wijdde zich in het geheel aan het lezen van de Koran gedurende Shaʿbān en Ramadan.” [10]
al-Ḥasan bin Suhayl (236 AH): De Koranrecitatie in de schoot van Shaʾbān
De heer al-Ḥasan bin Sahl was de gouverneur van de Kalief M‘amūn al-Rashīd. Hij was intelligent, welbespraakt en een geleerd man. Hij staat bekend om zijn uitspraak: “Ik verwonder me over degene die zijn hoop heeft gevestigd op iemand die boven hem is, hoe kan hij diegene die onder hem is dan ontzeggen?” En toen hem verteld werd dat er geen goed zit in verspilling, antwoordde hij op de mooist mogelijke manier: “Er is geen verspilling in goedheid.” Over de maand Shaʾbān zei hij het volgende:
De maand Shaʾbān zei: “O Heer, U heeft mij tussen twee grote maanden geplaatst, dus wat is er voor mij?” Hij zei: “Ik heb het lezen van de Koran in jou geplaatst.” [11]
Salamah bin Kuhayl (121 AH): Maand van de Qārī
De heer Salamah bin Kuhayl (121 AH), ook bekend onder de naam Abu Yahya, was een Tabi’i, en behoorde dus tot de generatie direct na de nobele metgezellen. Hij was een betrouwbare overleveraar van de Hadith. Abu Yahya behoorde tot de schrift- en rechtsgeleerden van zijn tijd. Hij zei:
“De maand Shaʾbān is de maand van de Koranreciteurs.” [12]
Shaʾbān is een maand vol voortreffelijkheden, waarvan sommige ons bekend zijn en andere verborgen blijven. Overleveringen benadrukken de bijzonderheid van Shaʾbān. Vasten wordt aangeraden, maar er is meer. In deze maand verheft Allah de daden van het hele jaar en bepaalt Hij het lot van de doden voor het komende jaar.
Shaʾbān staat vooral bekend als de maand van Koranrecitatie en de reciteurs. Vroeger, toen islamitische kennis wijdverspreid was onder de mensen, bereidden zij zich op Ramadan voor door te vasten en veel tijd te wijden aan Koranrecitatie. Het is opmerkelijk hoe de tijden veranderd zijn; tegenwoordig bereiden vooral gediplomeerde Koranreciteurs (Qārī) zich voor op Ramadan, terwijl vroeger een groot deel van de bevolking over deze kennis beschikte.
Helaas verloopt het reciteren van de Koran, zelfs door mensen in leidinggevende posities, tegenwoordig niet altijd vlekkeloos. Laten we voornemen om Shaʾbān te gebruiken om de Koran te leren lezen volgens de juiste regels en onszelf door vasten te zuiveren, als voorbereiding op Ramadan.
[1]
(إنما سمي شعبان؛ لأنه يتشعب) ؛ أي: يتفرع؛ (فيه خير كثير للصائم) ؛ أي: لصائمه؛ (حتى يدخل الجنة)؛ يعني يكون صومه؛ وما تفرع عليه؛ سببا لإدخاله الجنة؛ مع السابقين الأولين؛ أو بغير عذاب؛ أو نحو ذلك؛ والمقصود به بيان فضل صوم شعبان؛ وعظم قدر الشهر . ( الرافعي ) ؛ إمام الشافعية ؛ (في تاريخه) ؛ تاريخ قزوين ؛ (عن أنس ) ؛ ورواه عنه أيضا أبو الشيخ ؛ بلفظ: “تدرون لم سمي شعبان؟…” ؛ والباقي سواء.
al-Manāwī – Muḥammad ʿAbd al-Ra‘ūf al-Munāwī (1031 AH), Fayḍ al-Qadīr, deel 2, Ḥarf al-Hamzah (Beiroet: Dar Al Maarifah, 1972), 3.
[2]
أخبرنا الربيع بن سليمان قال حدثنا ابن وهب قال حدثنا معاوية بن صالح أن عبد الله بن أبي قيس حدثه أنه سمع عائشة تقول كان أحب الشهور إلى رسول الله صلى الله عليه وسلم أن يصومه شعبان بل كان يصله برمضان
Ahmad bin Shuʿayb al-Nasā’ī (303), Sunan al-Kubrā li al-Nasā’ī, deel 4, Kitāb al-Ṣiyām Ṣawm al-Nabiyy Ṣallā llāhu ʿalayhi wa-Sallam Bi Abī Hū wa Ummī wa-Dzakar Ikhtilāf al-Nāqilīn li al-Khabar fī Dzālik (Qatar, Wizarat al-Awqaf wa al-Shu’un al-Islamiyya al-Qatariyya, 2012), 199.
[3]
أخبرنا محمد بن الوليد قال حدثنا محمد قال حدثنا شعبة عن توبة عن محمد بن إبراهيم عن أبي سلمة عن أم سلمة عن النبي صلى الله عليه وسلم أنه لم يكن يصوم من السنة شهرا تاما إلا شعبان ويصل به رمضان
Ahmad bin Shuʿayb al-Nasā’ī (303), Sunan al-Kubrā li al-Nasā’ī, deel 4, Kitāb al-Ṣiyām Ṣawm al-Nabiyy Ṣallā llāhu ʿalayhi wa-Sallam Bi Abī Hū wa Ummī wa-Dzakar Ikhtilāf al-Nāqilīn li al-Khabar fī Dzālik (Qatar, Wizarat al-Awqaf wa al-Shu’un al-Islamiyya al-Qatariyya, 2012), 200.
[4]
حدثنا هداب بن خالد حدثنا حماد بن سلمة عن ثابت عن مطرف ولم أفهم مطرفا من هداب عن عمران بن حصين رضي الله عنهما أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال له أو لآخر أصمت من سرر شعبان قال لا قال فإذا أفطرت فصم يومين
Muslim bin al- Ḥajjāj al-Qushayrī (261 AH), Ṣaḥīḥ al-Muslim, deel 2, Kitāb al-Ṣiyām, bāb Ṣawm Ṣuṛar Shaʿbān (Caïro: Dar Ihya Al-Kutub Al-Arabiyyah, 1991), 820.
[5]
حدثنا عبد الرحمن بن مهدي حدثنا ثابت بن قيس أبو غصن حدثني أبو سعيد المقبري حدثني أسامة بن زيد قال كان رسول الله صلى الله عليه وسلم يصوم الأيام يسرد حتى يقال لا يفطر ويفطر الأيام حتى لا يكاد أن يصوم إلا يومين من الجمعة إن كانا في صيامه وإلا صامهما ولم يكن يصوم من شهر من الشهور ما يصوم من شعبان فقلت يا رسول الله إنك تصوم لا تكاد أن تفطر وتفطر حتى لا تكاد أن تصوم إلا يومين إن دخلا في صيامك وإلا صمتهما قال أي يومين قال قلت يوم الاثنين ويوم الخميس قال ذانك يومان تعرض فيهما الأعمال على رب العالمين وأحب أن يعرض عملي وأنا صائم قال قلت ولم أرك تصوم من شهر من الشهور ما تصوم من شعبان قال ذاك شهر يغفل الناس عنه بين رجب ورمضان وهو شهر يرفع فيه الأعمال إلى رب العالمين فأحب أن يرفع عملي وأنا صائم
Aḥmad bin Ḥanbal [142 AH], Musnad al-Imām Ahmad, deel 5, Musnad al-Anṣār Raḍīa llāhu ʿAnhum Ḥadīth Usāmah ibn Zayd Ḥubb Rasūli llāhi Ṣallā llāhu ʿalayhi wa-Sallam (Beiroet: Dar Ihya al-Turath al-Arabi, 1993), 201
[6]
حدثنا سويد بن سعيد، حدثنا مسلم بن خالد، عن طريف، عن يحيى بن أبى كثير، عن أبى سلمة، عن أبى هريرة، أن عائشة، حدثتهم أن النبي – صلى الله عليه وسلم -، كان يصوم شعبان كله، قالت: قلت: يا رسول الله، أحب الشهور إليك أن تصومه شعبان قال: “إن الله يكتب على كل نفس ميتة تلك السنة، فأحب أن يأتينى أجلى وأنا صائم
قال المنذرى في “الترغيب” [٢/ ٧٢]: “رواه أبو يعلى، وهو غريب، وإسناده حسن
Aḥmad ibn ʿAlī ibn al-Muthannā al-Tamīmī (210 – 307 H), Musnad Abī Yaʿlā al-Mawṣilī, deel 7, Musnad ʿĀʾishah – Raḍī llāhu ʿAnhā (Cairo: Dar al-Hadith Qahira, 2013), 85.
[7]
حدثنا معاذ بن فضالة حدثنا هشام عن يحيى عن أبي سلمة أن عائشة رضي الله عنها حدثته قالت لم يكن النبي صلى الله عليه وسلم يصوم شهرا أكثر من شعبان فإنه كان يصوم شعبان كله وكان يقول خذوا من العمل ما تطيقون فإن الله لا يمل حتى تملوا وأحب الصلاة إلى النبي صلى الله عليه وسلم ما دووم عليه وإن قلت وكان إذا صلى صلاة داوم عليها
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 2, Kitāb al-Ṣawm, Bāb Ṣawm Shaʾbān (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 695-6.
[8]
قالت لؤلؤة مولاة عمار: كان عمار يتهيأ لصوم شعبان كما يتهيأ لصوم رمضان.
Jamāl al-Dīn Abū al-Faraj ʿAbd al-Raḥmān ibn ʿAlī ibn Muḥammad al-Jawzī (597 AH), al-Tabṣirah li Ibn al-Jawzī, deel 2, al-Majlis al-Rābiʾ fī Dzikr Faḍāil Shaʾbān (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1986), 47.
[9]
عن أنس قال: كان المسلمون إذا دخل شعبان انكبوا على المصاحف فقرؤها وأخرجوا زكاة أموالهم تقوية للضعيف والمسكين على صيام رمضان
Zayn al-Dīn Abū al-Faraj ʿAbd al-Raḥmān ibn Aḥmad ibn Rajab al-Ḥanbalī al-Dimashqī (795 AH), al-Kitāb: Laṭāʾif al-Maʿārif fīmā limāwāsim al-ʿām min al-waẓāʾif, Waẓāʾif Shahr Shaʾbān al-Majlis al-Awwal fī Ṣiyāmihi (Riyadh: Dar Ibn khuzaimah, 2007), 135.
[10]
وكان عمرو بن قيس الملائي إذا دخل شعبان أغلق حانوته وتفرغ لقراءة القرآن في شعبان ورمضان.
Jamāl al-Dīn Abū al-Faraj ʿAbd al-Raḥmān ibn ʿAlī ibn Muḥammad al-Jawzī (597 AH), al-Tabṣirah li Ibn al-Jawzī, deel 2, al-Majlis al-Rābiʾ fī Dzikr Faḍāil Shaʾbān (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1986), 47.
[11]
وعن الحسن بن شهيل، قال: قال شعبان: يا رب جعلتني بين شهرين عظيمين فمالي؟ قال: جعلت فيك قراءة القرآن.
Jamāl al-Dīn Abū al-Faraj ʿAbd al-Raḥmān ibn ʿAlī ibn Muḥammad al-Jawzī (597 AH), al-Tabṣirah li Ibn al-Jawzī, deel 2, al-Majlis al-Rābiʾ fī Dzikr Faḍāil Shaʾbān (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 1986), 47.
[12]
وقال سلمة بن كهيل: كان يقال: شهر شعبان شهر القراء
Zayn al-Dīn Abū al-Faraj ʿAbd al-Raḥmān ibn Aḥmad ibn Rajab al-Ḥanbalī al-Dimashqī (795 AH), al-Kitāb: Laṭāʾif al-Maʿārif fīmā limāwāsim al-ʿām min al-waẓāʾif, Waẓāʾif Shahr Shaʾbān al-Majlis al-Awwal fī Ṣiyāmihi (Riyadh: Dar Ibn khuzaimah, 2007), 135.