Inhoud
- 1 De vooravond: Het sociale klimaat in Mekka
- 2 Heengaan van Abū Ṭālib en Vrouwe Khadija
- 3 De Begin van een Goddelijke Reis
- 4 Isrā: Van Mekka naar Jerusalem
- 5 Opwaarts naar de Hemelen
- 6 De grens die zelfs Jibrīl niet kon overstijgen
- 7 Goddelijke Geschenken
- 8 Wat kan je doen tijdens de nacht van de Miʾrāj
- 9 Laten we bidden
De Hemelreis van de Profeet -vrede zij met hem- vond plaats in het 11e jaar Anno Nabawī (het jaar van het profeetschap). Tijdens de hemelreis was hij 51 jaar en enkele maanden oud. Op het moment van de hemelreis was het dus ongeveer 11 jaar geleden dat hij zijn profeetschap had verkondigd. Het merendeel van de bewoners van Mekka waren afgodendienaren. Ze bleven volharden in de heidense tradities van hun voorouders. Ze aanbaden heel veel goden en het idee om al die goden te vervangen door slechts één God vonden ze een grote bedreiging.
Om de verspreiding van de islam te voorkomen, begonnen ze de bekeerde stadsgenoten te martelen, wat leidde tot ondragelijke situaties. De Profeet en de moslims hadden te lijden onder de constante bedreigingen en gevaren van de heidenen.
In het 7e jaar van het profeetschap, dus 1 jaar voor de Hemelreis, werd er een totale boycot op de Banū Hāshim ingelast. Dit was de stam waartoe de Profeet behoorde. Zijn hele familie werd geboycot en afgesloten van alle voorzieningen: geen voedsel en water. En niemand mocht enige vorm van contact met de stam hebben.
Heengaan van Abū Ṭālib en Vrouwe Khadija
Om dit te controleren, werd er door de heidenen streng op toegezien. Deze boycot duurde drie jaar. In het 10e jaar van het profeetschap, toen de boycot werd beëindigd, werd zijn beschermheer en liefdevolle oom Abū Ṭālib ziek. Na een ziekbed van acht maanden overleed hij.
Het verdriet van zijn verlies was nog niet geheeld of nauwelijks vijf tot acht dagen later overleed ook Vrouwe Khadīja. De Gezant van Allāh -vrede zij met hem- was duidelijk aangeslagen door de opeenstapeling van deze trieste gebeurtenissen. Hij noemde dit jaar ‘ʿĀmm al-Ḥuzn’, ofwel het jaar van het verdriet.
De Profeet moest hoe dan ook zijn profetische missie uitvoeren. In de harde stad van Mekka was er weinig oor voor de islam. Hij vertrok toen samen met Zayd bin Ḥāritha naar Ṭāif om de mensen tot de islam uit te nodigen, maar daar werd hij tot bloedens toe door de straatschoffies gestenigd. De maanden hierna, die hij in Mekka doorbracht, waren eveneens zeer zwaar.
De Begin van een Goddelijke Reis
Op een avond was Allāh’s gezant aan het rusten in het huis van zijn paternale tante Umm Hānī. Opeens werd het dak van dat huis geopend en onverwachts daalde de aartsengel Jibrīl, in gezelschap van andere engelen neer. Zij brachten hem bij de Kaʾbah in de Heilige Moskee en stelden zijn gezegende borst open. Zijn heilige hart werd uit zijn borst gehaald en vervolgens gewassen met het water van Zamzam.
Er werd toen een gouden schaal gevuld met het geloof en wijsheid gebracht, waarmee zijn heilige borst werd gevuld. Na het dichtmaken van zijn borst werd een wit dier naar hem toe gebracht. Het was kleiner dan een muildier en groter dan een ezel. Het dier werd Burrāq genoemd. Een stap van de Burrāq strekte zover uit als het oog kon zien.
Isrā: Van Mekka naar Jerusalem
Als een bruidegom besteeg Allāh’s geliefde Gezant -vrede zij met hem- het paradijselijke dier. In gezelschap van de Aartsengel Jibrīl werd hij naar de al-Aqṣa moskee in Jeruzalem gebracht. Daar aangekomen bond hij de Burrāq vast aan een ring waar alle profeten en gezanten hun rijdieren aan vastmaakten. Hij werd daar opgewacht door alle Profeten en Gezanten van Allāh, want als de imam der profeten moest hij namelijk het gebed voorgaan.
De Aartsengel Jibrīl bracht vervolgens twee drinkbekers naar hem toe. In een van beide bekers zat wijn, terwijl de andere met melk gevuld was. De Gezant van Allāh -vrede zij met hem- verkoos de beker met melk boven die met wijn. Toen Jibrīl dit zag, zei hij: “U heeft de natuurlijke aanleg (al-Fiṭrah) gekozen. Als u de beker met wijn zou nemen, dan zou uw volk het pad bijster raken.”
Opwaarts naar de Hemelen
De Aartsengel Jibrīl nam Allāh’s gezant -vrede zij met hem- mee en ze stegen beiden ten hemel. In de eerste hemel ontmoetten ze onze Aartsvader, de Profeet Ādam -vrede zij met hem-. De tweede hemel is waar ze de Profeet ʿIsā (Jezus) en de Profeet Yaḥyā (Johannes) ontmoetten. In de derde hemel ontmoetten ze de Profeet Yūsuf (Jozef), in de vierde hemel de Profeet Idrīs (Henoch), in de vijfde hemel de Profeet Hārūn (Aäron), in de zesde hemel de Profeet Mūsā (Mozes).
Toen ze in de zevende hemel aankwamen, ontmoetten ze de Profeet Ibrāhīm (Abraham). Hij leunde tegen de Bayt al-Maʾmūr (de Hemelse Kaʾbah), waar iedere dag 70.000 engelen komen om de ommegang te verrichten. Alle Profeten en Gezanten verwelkomden de Profeet Mohammed in de hemelen.
De grens die zelfs Jibrīl niet kon overstijgen
De gesprekken die daar plaatsvonden zijn goed gedocumenteerd in de boeken van de Ḥadīth en Sīrah (biografie van de Profeet). Nadien kwam Allāh’s Gezant -vrede zij met hem- aan bij Sidrat al-Muntahā, een hemelse boom die de grens markeert na de zevende hemel.
De Aartsengel Jibrīl bleef bij de boom staan en zei dat hij niet meer verder kon. De Profeet -vrede zij met hem- zei toen tegen hem: “O Jibrīl, laat op zo’n moment een vriend zijn vriend achter?” Waarop hij antwoordde: “Als ik verder ga, dan zal het licht mij verbranden.” [1]
Allah de Verhevene riep Zijn Profeet naar de ʿArsh (hemelse troon) toe en zelfs verder dan dat. Hier bood Hij hem toegang tot Zijn hof in een hoedanigheid die niet in woorden uit te drukken is, noch te vatten in gedachten. De Koran zegt:
“Nu openbaarde hij aan Zijn dienaar hetgeen Hij openbaarde.” [2]
Goddelijke Geschenken
Naast de ontelbaar vele giften die hij van Allāh geschonken heeft gekregen zijn er drie in het bijzonder noemenswaardig. De voortreffelijkheden hiervan weet niemand precies, behalve Allāh en Zijn Gezant:
- De laatste verzen van soera al Baqarah;
- Het goede nieuws dat iedereen van zijn volk vergeven zal worden zolang ze zich niet vergrijpen aan polytheïsme;
- Vijftig gebeden voor zijn volk. [3]
De Gezant van Allāh heeft verteld dat Allāh aan hem hetgeen had geopenbaard wat Hij wilde openbaren en daarom had Hij hem vijftig gebeden voor elke dag en nacht verplicht gesteld. Toen Allāh’s Gezant terugkeerde van Allāh’s hof, ontmoette hij de Profeet Mūsā -vrede zij met hem-. De Profeet Mūsā vertelde hem dat zijn volk de last van vijftig gebeden in één dag en nacht niet zou kunnen dragen en adviseerde: “Keer terug en vraag Allāh om vermindering.”
Op verzoek van Mūsā keerde de Profeet Moḥammed -vrede zij met hem- meerdere keren terug naar Allāh’s hof, en de gebeden werden steeds verder verminderd totdat er uiteindelijk slechts vijf gebeden overbleven. Allāh, de Verhevene, wiens toespraak onveranderlijk is, verklaarde: “O Moḥammed, dit zijn vijftig gebeden in één dag en nacht, maar elk gebed zal gelijkstaan aan tien gebeden, dus de zegeningen van vijf gebeden zijn gelijk aan vijftig gebeden.”
Hierna maakte Onze Profeet -vrede zij met hem- een tocht door de wereld van de engelen en kon zo de tekenen van Allāh de Verhevene goed aanschouwen. Hij keerde terug naar de aarde en bereikte de plaats vanwaar hij was vertrokken. Op de Burrāq vervolgde hij zijn reis terug naar Mekka en zag onderweg zelfs een passerende karavaan van de Quraish. Hij arriveerde bij de Heilige Moskee in Mekka, terwijl een groot deel van de nacht haar sluier nog niet had opgelicht.
Wat kan je doen tijdens de nacht van de Miʾrāj
De nacht van de Miʾrāj is een gezegende gelegenheid die niet onopgemerkt voorbij mag gaan. Tijdens deze nacht vond een buitengewone gebeurtenis plaats, namelijk de hemelreis van de Profeet Mohammed -vrede zij met hem-. Laten we deze nacht wakker doorbrengen door ons te wijden aan verschillende vormen van aanbidding en activiteiten. Hieronder heb ik een paar tips voor je op een rijtje gezet:
- Het is sterk aan te raden om de gemiste gebeden in te halen;
- Je kunt nafl-gebeden (vrijwillige gebeden) verrichten;
- Je kunt de nacht doorbrengen in smeekgebeden (duāʾ);
- Het reciteren van de Koran is een prachtige manier om deze nacht door te brengen;
- Je kunt soera’s en verzen uit de Koran uit het hoofd leren;
- Je kunt je ook verdiepen in islamitische studies, zoals het lezen van Hadith, het bestuderen van de biografie van de Profeet -vrede zij met hem- of het leren van de principes van de Islamitische jurisprudentie (fiqh).
- Je kunt aalmoezen geven aan degenen die het nodig hebben;
- Het bijwonen van een gezamenlijk gebed in de moskee kan ook een waardevolle ervaring zijn;
- Mediteren en het opzeggen van dzikr (het gedenken van Allah) en het prijzen van Zijn heerlijkheid;
- Een bezoek brengen aan het begraafplaats om te bidden voor vergiffenis voor je dierbaren;
- De traditionele Fatiḥa reciteren en de beloningen opdragen aan de levenden en overledenen;
- Een ziekenbezoek brengen en bidden voor genezing;
- Lezingen kijken van betrouwbare schriftgeleerden;
- Samen met je dierbaren een huiselijke bijeenkomst houden en de Miʾrāj herdenken;
- De telefoon pakken om een jarenlange ruzie bij te leggen;
- Je ouders bezoeken en hen dienen;
- Onze artikelen bestuderen en het aan je kinderen vertellen.
- Reflecteren op je spirituele reis en het versterken van je relatie met Allah.
Laten we bidden
Moge Allah ons allen overstelpen met Zijn grenzeloze goedheid en ons onderdompelen in Zijn genade. Wij bidden tot Hem om van onze gemeenschap een succesvolle en welvarende gemeenschap te maken, zowel in deze wereld als in het hiernamaals.
Moge Hij ons leiden van de duisternis van onwetendheid naar het stralende licht van kennis en wijsheid. Moge Hij ons de spirituele Miʾrāj schenken, zodat we Zijn nabijheid op een dieper niveau kunnen ervaren.
Wij vragen Allah om ons te beschermen van elke vorm van onheil, kwaad en misleiding. Moge Hij onze harten zuiveren en onze geesten sterken tegen alle vormen van verleiding en tegenspoed. Moge Hij ons beschermen tegen de verleidingen van deze wereld en ons pad leiden naar Zijn tevredenheid en genade. Amīn!
[1]
أتانى جبريل وكان السفير بى إلى ربى، إلى أن انتهى إلى مقام ثم وقف عند ذلك، فقلت: يا جبريل، فى مثل هذا المقام يترك الخليل خليله؟ فقال: إن تجاوزته احترقت بالنور،
Aḥmad Ibn Muḥammad Ibn Abī Bakr Ibn ʿAbd Al-Malik Al-Qasṭallānī al-Qutaybī al-Miṣrī (923 AH), al-Mawāhib al-Laduniyyah bi al-Minaḥ al-Muḥammadiyyah, deel 2, Al-Maqṣad al-Khāmis al-ʾIsrāʾ wa-al-Miʿrāj (Egypte: Al-Maktabah Al-Tawfīqīyah, g.d.) 48.
[2]
فَأَوْحَىٰ إِلَىٰ عَبْدِهِ مَا أَوْحَىٰ
De Qurān; Soera ‘l Najm 53:10
[3]
أخبرني أحمد بن سليمان قال : حدثنا يحيى بن آدم ، قال : حدثنا مالك بن مغول عن الزبير بن عدي ، عن طلحة بن مصرف ، عن مرة ، عن عبد الله قال : لما أسري برسول الله صلى الله عليه وسلم انتهي به إلى سدرة المنتهى ، وهي في السماء السادسة ، إليها ينتهي ما يخرج به من تحتها ، وإليها ينتهي ما يهبط به من فوقها حتى يقبض منها . قال : إذ يغشى السدرة ما يغشى قال : فراش من ذهب . فأعطي ثلاثا : الصلوات الخمس وخواتم سورة البقرة ، ويغفر لمن مات من أمته لا يشرك بالله شيئا المقحمات
Ahmad bin Shuʿayb al-Nasā’ī (303), Sunan al-Kubrā li al-Nasā’ī, deel 2, Kitāb al-Ṣalāh, Bāb Farḍ al-Ṣalāh, (Qatar, Wizarat al-Awqaf wa al-Shu’un al-Islamiyya al-Qatariyya, 2012), 194.
[4]
حدثنا شيبان بن فروخ حدثنا حماد بن سلمة حدثنا ثابت البناني عن أنس بن مالك أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال أتيت بالبراق وهو دابة أبيض طويل فوق الحمار ودون البغل يضع حافره عند منتهى طرفه قال فركبته حتى أتيت بيت المقدس قال فربطته بالحلقة التي يربط به الأنبياء قال ثم دخلت المسجد فصليت فيه ركعتين ثم خرجت فجاءني جبريل عليه السلام بإناء من خمر وإناء من لبن فاخترت اللبن فقال جبريل صلى الله عليه وسلم اخترت الفطرة ثم عرج بنا إلى السماء فاستفتح جبريل فقيل من أنت قال جبريل قيل ومن معك قال محمد قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بآدم فرحب بي ودعا لي بخير ثم عرج بنا إلى السماء الثانية فاستفتح جبريل عليه السلام فقيل من أنت قال جبريل قيل ومن معك قال محمد قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بابني الخالة عيسى ابن مريم ويحيى بن زكرياء صلوات الله عليهما فرحبا ودعوا لي بخير ثم عرج بي إلى السماء الثالثة فاستفتح جبريل فقيل من أنت قال جبريل قيل ومن معك قال محمد صلى الله عليه وسلم قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بيوسف صلى الله عليه وسلم إذا هو قد أعطي شطر الحسن فرحب ودعا لي بخير ثم عرج بنا إلى السماء الرابعة فاستفتح جبريل عليه السلام قيل من هذا قال جبريل قيل ومن معك قال محمد قال وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بإدريس فرحب ودعا لي بخير قال الله عز وجل ورفعناه مكانا عليا ثم عرج بنا إلى السماء الخامسة فاستفتح جبريل قيل من هذا قال جبريل قيل ومن معك قال محمد قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بهارون صلى الله عليه وسلم فرحب ودعا لي بخير ثم عرج بنا إلى السماء السادسة فاستفتح جبريل عليه السلام قيل من هذا قال جبريل قيل ومن معك قال محمد قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بموسى صلى الله عليه وسلم فرحب ودعا لي بخير ثم عرج إلى السماء السابعة فاستفتح جبريل فقيل من هذا قال جبريل قيل ومن معك قال محمد صلى الله عليه وسلم قيل وقد بعث إليه قال قد بعث إليه ففتح لنا فإذا أنا بإبراهيم صلى الله عليه وسلم مسندا ظهره إلى البيت المعمور وإذا هو يدخله كل يوم سبعون ألف ملك لا يعودون إليه ثم ذهب بي إلى السدرة المنتهى وإذا ورقها كآذان الفيلة وإذا ثمرها كالقلال قال فلما غشيها من أمر الله ما غشي تغيرت فما أحد من خلق الله يستطيع أن ينعتها من حسنها فأوحى الله إلي ما أوحى ففرض علي خمسين صلاة في كل يوم وليلة فنزلت إلى موسى صلى الله عليه وسلم فقال ما فرض ربك على أمتك قلت خمسين صلاة قال ارجع إلى ربك فاسأله التخفيف فإن أمتك لا يطيقون ذلك فإني قد بلوت بني إسرائيل وخبرتهم قال فرجعت إلى ربي فقلت يا رب خفف على أمتي فحط عني خمسا فرجعت إلى موسى فقلت حط عني خمسا قال إن أمتك لا يطيقون ذلك فارجع إلى ربك فاسأله التخفيف قال فلم أزل أرجع بين ربي تبارك وتعالى وبين موسى عليه السلام حتى قال يا محمد إنهن خمس صلوات كل يوم وليلة لكل صلاة عشر فذلك خمسون صلاة ومن هم بحسنة فلم يعملها كتبت له حسنة فإن عملها كتبت له عشرا ومن هم بسيئة فلم يعملها لم تكتب شيئا فإن عملها كتبت سيئة واحدة قال فنزلت حتى انتهيت إلى موسى صلى الله عليه وسلم فأخبرته فقال ارجع إلى ربك فاسأله التخفيف فقال رسول الله صلى الله عليه وسلم فقلت قد رجعت إلى ربي حتى استحييت منه
Muslim bin al- Ḥajjāj al-Qushayrī (261 AH), Ṣaḥīḥ al-Muslim, deel 1, Kitāb al-Īmān, Bāb al-Isrā bi-Rasūl Allāh ṣallā Allāh ʿalayhi wa sallam ilā al-Samāwāt wa-Farḍ al-Salawāt (Caïro: Dar Ihya Al-Kutub Al-Arabiyyah, 1991), 146-7.
[5]
حدثنا محمد بن المثنى حدثنا ابن أبي عدي عن سعيد عن قتادة عن أنس بن مالك لعله قال عن مالك بن صعصعة رجل من قومه قال قال نبي الله صلى الله عليه وسلم بينا أنا عند البيت بين النائم واليقظان إذ سمعت قائلا يقول أحد الثلاثة بين الرجلين فأتيت فانطلق بي فأتيت بطست من ذهب فيها من ماء زمزم فشرح صدري إلى كذا وكذا قال قتادة فقلت للذي معي ما يعني قال إلى أسفل بطنه فاستخرج قلبي فغسل بماء زمزم ثم أعيد مكانه ثم حشي إيمانا وحكمة ثم أتيت بدابة أبيض يقال له البراق فوق الحمار ودون البغل يقع خطوه عند أقصى طرفه فحملت عليه ثم انطلقنا حتى أتينا السماء الدنيا فاستفتح جبريل صلى الله عليه وسلم فقيل من هذا قال جبريل قيل ومن معك قال محمد صلى الله عليه وسلم قيل وقد بعث إليه قال نعم قال ففتح لنا وقال مرحبا به ولنعم المجيء جاء قال فأتينا على آدم صلى الله عليه وسلم وساق الحديث بقصته وذكر أنه لقي في السماء الثانية عيسى ويحيى عليها السلام وفي الثالثة يوسف وفي الرابعة إدريس وفي الخامسة هارون صلوات الله عليهم قال ثم انطلقنا حتى انتهينا إلى السماء السادسة فأتيت على موسى عليه السلام فسلمت عليه فقال مرحبا بالأخ الصالح والنبي الصالح فلما جاوزته بكى فنودي ما يبكيك قال رب هذا غلام بعثته بعدي يدخل من أمته الجنة أكثر مما يدخل من أمتي قال ثم انطلقنا حتى انتهينا إلى السماء السابعة فأتيت على إبراهيم وقال في الحديث وحدث نبي الله صلى الله عليه وسلم أنه رأى أربعة أنهار يخرج من أصلها نهران ظاهران ونهران باطنان فقلت يا جبريل ما هذه الأنهار قال أما النهران الباطنان فنهران في الجنة وأما الظاهران فالنيل والفرات ثم رفع لي البيت المعمور فقلت يا جبريل ما هذا قال هذا البيت المعمور يدخله كل يوم سبعون ألف ملك إذا خرجوا منه لم يعودوا فيه آخر ما عليهم ثم أتيت بإناءين أحدهما خمر والآخر لبن فعرضا علي فاخترت اللبن فقيل أصبت أصاب الله بك أمتك على الفطرة ثم فرضت علي كل يوم خمسون صلاة ثم ذكر قصتها إلى آخر الحديث حدثني محمد بن المثنى حدثنا معاذ بن هشام قال حدثني أبي عن قتادة حدثنا أنس بن مالك عن مالك بن صعصعة أن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال فذكر نحوه وزاد فيه فأتيت بطست من ذهب ممتلئ حكمة وإيمانا فشق من النحر إلى مراق البطن فغسل بماء زمزم ثم ملئ حكمة وإيمانا
Muslim bin al- Ḥajjāj al-Qushayrī (261 AH), Ṣaḥīḥ al-Muslim, deel 1, Kitāb al-Īmān, Bāb al-Isrā bi-Rasūl Allāh ṣallā Allāh ʿalayhi wa sallam ilā al-Samāwāt wa-Farḍ al-Salawāt (Caïro: Dar Ihya Al-Kutub Al-Arabiyyah, 1991), 150-1.