
De Profeet Adam, de eerste mens
Inhoud
- 1 De schepping van Adam
- 2 De verboden boom
- 3 De plaats van neerdaling: India en Jeddah
- 4 De aangenaamste geur op aarde
- 5 Slechts een halve dag in het Paradijs
- 6 En Allah weet het beter
- 7 Wat meer achtergrondinformatie
- 8 ʿAzāzīl, ook bekend als Iblīs of Satan weigerde te buigen
- 9 Adam en Ḥawwā en de list van Satan
- 10 Het heengaan van Adam
- 11 Nederigheid: de sier van de mens, hoogmoed: het merk van de duivel
De schepping van Adam
In de Koran worden meerdere passages gewijd aan het scheppingsverhaal van Profeet Adam, vrede zij met hem. Allah schiep Adam uit aarde en blies leven in hem met Zijn levensgeest. Daarna droeg Allah de engelen op om voor Adam te buigen als teken van respect en ter ere van Zijn bevel. Na de schepping van zijn vrouw Ḥawwā (Eva), werd Adam opgedragen het Paradijs te betreden. Daar konden zij vrij leven en genieten van alle genoegens van het Paradijs, zonder honger of ontberingen.
De verboden boom
Echter, Allah legde hen één verbod op: zij mochten niet eten van een bepaalde boom. Verleid door Satan, aten Adam en Eva van de verboden boom. Als gevolg hiervan droeg Allah hen op om af te dalen naar de aarde, dat hun nieuwe verblijfplaats werd. Adam en Hawwā bevolkten de aarde met hun nakomelingen, waardoor talrijke naties en volkeren ontstonden. Maar waar daalden Adam en Ḥawwā precies af naar de aarde?
De plaats van neerdaling: India en Jeddah
Over de juiste locatie op aarde waar Adam en Hawwā, vrede zij met hen, zijn neergedaald bestaat er geen duidelijke tekst in de Heilige Koran. Echter in de overleveringen van de Profeet Mohammed, vrede zij met hem, kunnen we meer inzichten verwerven over de specifieke locatie van de neerdaling van Adam, vrede zij met hem, en zijn vrouw Hawwā.
Het is over het algemeen bekend dat de Profeet Adam neergedaald is in India en Vrouwe Hawwā in Jeddah, Saoedi Arabië.
Ibn ʿAbbās, moge Allah tevreden met hem zijn, vermeldde dat Allah Adam als eerste liet neerdalen in het land van India.
al-Ḥākim al- Naysābūrī (405 AH) schreef over deze overlevering: “Dit is een Ḥadīth met een betrouwbare keten van overleveraars (Ṣaḥīḥ), maar het is niet opgenomen door de twee bekende Ḥadīth-verzamelaars (Bukhari en Muslim).” [1]
Imam Shams al-Dīn Muḥammad Ibn ʿUthmān al-Dzahabī (748 AH) heeft deze overlevering ook als authentiek (Ṣaḥīḥ) geclassificeerd. [2]

De aangenaamste geur op aarde
Ibn ʿAbbās, moge Allah tevreden met hem zijn, citeert ʿAlī ibn Abī Ṭālib met de woorden:
“De aangenaamste geur op aarde is die van India, waar Adam, vrede zij met hem, neerdaalde. De geur van haar bomen stamt af van de geur van het Paradijs.”
Over deze overlevering schreef al-Ḥākim al-Naysābūrī (405 AH) dat deze authentiek is volgens de criteria van Muslim, maar dat deze niet door hen, dus door Imam Bukhārī en Imam Muslim, is opgenomen. [3]
“De Eerbiedwaardige ʿAlī, moge Allah zijn gezicht veredelen, sprak: “De twee meest voortreffelijke valleien onder de mensen zijn de vallei van Mekka en een vallei in India, waar Adam, vrede zij met hem, neerdaalde. In die laatste vallei bevindt zich de parfum die jullie gebruiken. De twee meest onheilspellende valleien onder de mensen zijn de vallei van al-Aḥqāf en een vallei in Hadramaut, genaamd Barahout. De meest gezegende bron onder de mensen is Zamzam, terwijl de meest onheilzame bron Balahout is, gelegen in Barahout, waar de zielen van de ongelovigen samenkomen.” [4]
Deze hadith is overgeleverd door Ibn ʿUyaynah, Furāt al-Qazzāz en Abū Ṭufayl, die door deskundigen op het gebied van hadith als betrouwbaar (Thiqah) worden beschouwd.
Al-Ḥasan overleverde: “Adam werd naar India gestuurd, Hawwā (Eva) naar Jeddah, Iblīs (Satan) naar Maysan nabij Basra, enkele mijlen verderop, en de slang naar Isfahan.” [5]
Slechts een halve dag in het Paradijs
Imam Ibn Saʿd (230 AH) documenteerde het volgende:
“Volgens de overlevering van Ibn ʿAbbās verliet Adam het Paradijs tussen het Ẓuhr- en ʿAṣr-gebed. Hij werd naar de aarde gezonden en zijn verblijf in het Paradijs was gelijk aan ongeveer een halve dag, volgens de tijdrekening van het hiernamaals. Dit komt overeen met ongeveer 500 jaar volgens onze tijdsberekening, uitgaande van een twaalf uur durende dag. In het hiernamaals wordt een dag echter beschouwd als gelijkstaand aan duizend jaar van onze wereldse dagen.”
“Adam kwam terecht op een berg in India, genaamd Nūdz, terwijl Ḥawwā in Jeddah belandde. Toen Adam op aarde arriveerde, bracht hij de geur van het Paradijs met zich mee, die zich hechtte aan de bomen en valleien van die locatie. Daardoor werd deze omgeving doordrongen van een hemelse geur, die afkomstig was van Adam, vrede zij met hem.” [6]

En Allah weet het beter
Er is veel onderzoek gedaan naar de landingsplaatsen van Profeet Adam en Vrouwe Ḥawwā. Authentieke overleveringen duiden India aan als de landingsplaats van Profeet Adam, vrede zij met hem. Wat betreft Vrouwe Ḥawwā, zijn er verschillende meningen over de authenticiteit van Jeddah als haar landingsplaats. Echter, vanuit historisch perspectief wordt aangenomen dat Jeddah aannemelijk haar landingsplaats zou kunnen zijn.
Imam Ibn Kathīr al-Dimashqī (774 AH) belicht dit als volgt: “Verschillende Koranexegeten hebben diverse locaties voorgesteld als de landingsplaatsen van Adam en Ḥawwā. Deze verhalen zijn veelal afgeleid van Israëlitische tradities, en enkel Allah weet de werkelijke waarheid daarvan. Als het specificeren van deze locaties van enig belang zou zijn geweest voor de gelovigen, zowel in hun geloof als in het dagelijks leven, dan zouden deze zeker genoemd zijn in de Koran door Allah de Verhevene of besproken door Zijn Gezant, vrede zij met hem.” [7]
Wat meer achtergrondinformatie
Volgens de Koran schiep Allah Adam, de eerste mens, uit aarde en klei, een unieke schepping omdat Adam geen ouders had. Allah leerde Adam de namen van alle dingen. Toen Hij vervolgens de engelen vroeg deze namen te noemen, konden zij dat niet. Ze erkenden dat hun kennis beperkt was tot wat Allah hen had geleerd. Daarna onderwees Adam de engelen de namen van alle dingen. Allah droeg de engelen op om voor Adam te buigen, niet als een vorm van aanbidding, maar als een teken van respect en ter verheerlijking van Allah. [8]
ʿAzāzīl, ook bekend als Iblīs of Satan weigerde te buigen
Onder de aanwezigen was ʿAzāzīl, ook bekend als Iblīs of Satan, die geen engel was, maar een djinn. Djinn, in tegenstelling tot engelen, zijn begiftigd met vrije wil. Iblīs weigerde voor Adam te buigen, vanuit een gevoel van superioriteit door zijn oorsprong uit vuur, in tegenstelling tot Adam, die gemaakt was uit aarde en klei. Deze weigering was een daad van hoogmoed en Iblīs rechtvaardigde zijn weigering door zichzelf superieur te achten. [9]
Allah vroeg Iblīs waarom hij weigerde te buigen voor Adam, ondanks het goddelijke bevel. Iblīs beriep zich op zijn superioriteit ten opzichte van Adam. Vanwege Iblīs’ hoogmoed en ongehoorzaamheid beval Allah hem het Paradijs te verlaten.
Na zijn verbanning uit het Paradijs besloot Iblīs de nakomelingen van Adam af te leiden van het rechte pad. Hij beloofde hen vanuit elke richting te misleiden, van voren, van achteren, van rechts en van links, met als doel hen tot ondankbaarheid te brengen. Zijn acties waren ingegeven door afgunst en haat, aangezien Adam toegang tot het Paradijs had gekregen, terwijl Iblīs daaruit was verstoten.
Iblīs was zich ervan bewust dat de nakomelingen van Adam, indien zij gehoorzaam waren aan Allah, eveneens toegang tot het Paradijs zouden kunnen krijgen. Daarom vroeg hij Allah om hem in leven te laten tot de Dag des Oordeels, zodat hij zijn plannen kon uitvoeren. Allah willigde dit verzoek in, maar verklaarde tegelijkertijd dat Iblīs geen invloed zou kunnen uitoefenen op Zijn oprechte dienaren. Allah waarschuwde ook dat voor degenen die Iblīs volgen, de hel hun uiteindelijke bestemming zou zijn. [10]

Adam en Ḥawwā en de list van Satan
Allah instrueerde Adam en Ḥawwā dat ze in het Paradijs mochten verblijven en eten wat ze wilden, maar dat ze zich moesten onthouden van een specifieke boom. Als ze deze boom zouden benaderen, zouden ze tot de overtreders behoren. Echter, Satan misleidde hen door te suggereren dat het eten van de boom hen tot engelen zou maken of eeuwig leven zou geven. Hij overtuigde hen door bij Allah te zweren dat hij een betrouwbare raadgever was.
Adam en Ḥawwā werden misleid en aten van de verboden boom, wat leidde tot hun schaamtegevoel. Ze bedekten zichzelf met bladeren uit de tuin. Daarna sprak Allah hen aan, herinnerend dat Hij hen gewaarschuwd had voor de boom en voor Satan, hun duidelijke vijand. Adam en zijn echtgenote erkenden nederig hun fout en smeekten om vergeving en genade om niet tot de verliezers te behoren. Uiteindelijk beval Allah hen naar de aarde te gaan, waar ze tijdelijk zouden verblijven, in overeenstemming met het oorspronkelijke doel van de menselijke schepping. [11]
In werkelijkheid hadden Adam en Ḥawwā niet gezondigd, maar waren ze misleid door de sluwheid van Iblīs. Allah verduidelijkte dat er eerder een verbond met Adam was gesloten, waarin hij was opgedragen niet van de boom te eten. Echter, Adam vergat dit verbond, en er was geen vastberadenheid in hem te vinden, wat betekent dat hij niet opzettelijk het verbond met Allah had verbroken. [12]
Het heengaan van Adam
Het is bekend dat de profeet Adam, vrede zij met hem, op een vrijdag overleed. De engelen kwamen naar hem toe met een lijkwade en balsem uit het Paradijs, bedoeld voor zijn bewassing. Zijn zoon, de profeet Shīth (Seth), volgde hem op en nam de verantwoordelijkheid over na zijn overlijden. Adam had Shīth reeds voorzien van alle kennis. Alle mensen stammen uiteindelijk af van profeet Shīth, de zoon van Adam, vrede zij met hen. [13]
Over zijn overlijden is een overlevering van de metgezel Ubay bin Kaʾb bekend, waarin het volgende wordt vermeld:
“De Gezant van Allah, vrede zij met hem, zei: ‘Toen de tijd van Adam, vrede zij met hem, naderde, zei hij tegen zijn zonen: “Ga en pluk enkele vruchten van het Paradijs voor mij.” Zijn zonen gingen op weg en onderweg ontmoetten ze engelen: “Waar willen jullie, kinderen van Adam, naartoe?” Ze antwoordden: “Onze vader heeft ons gestuurd om wat vruchten van het Paradijs voor hem te plukken.” De engelen zeiden: “Keer terug, jullie inspanningen zijn voldoende geweest.”
“De zonen keerden terug met de engelen en kwamen bij Adam. Toen Ḥawwā, vrede zij met haar, hen zag, schrok ze en begon zich dichter naar Adam te bewegen en zich aan hem vast te klampen. Adam zei tegen haar: “Laat me, want ik ben hier eerder dan jij. Kom niet tussen mij en de engelen van mijn Heer.” Daarna namen ze zijn ziel, wasten hem, balsemden hem, wikkelden hem in lijkwaden, verrichtten het gebed over hem, groeven een graf voor hem, begroeven hem en zeiden: “O kinderen van Adam, dit is jullie gebruik bij de dood. Doe dus zoals wij hebben gedaan.”[14]

Nederigheid: de sier van de mens, hoogmoed: het merk van de duivel
In het verhaal van Profeet Adam en Vrouwe Ḥawwā wordt een diepgaande les in nederigheid en gehoorzaamheid onthuld. Hun vergissing in het Paradijs, verleid door Iblīs, markeert geen zonde, maar een menselijke misstap, die zij met oprechte berouw en nederigheid erkenden. Dit contrasteert scherp met de hoogmoed van Iblīs, wiens weigering om te buigen voor Adam een symbool is van satanische arrogantie. Hun voorbeeld illustreert een centrale boodschap in de islam: ware grootsheid ligt niet in hoogmoed, maar in de nederige aanvaarding van onze menselijkheid en de genade van Allah. Dit verhaal herinnert ons eraan dat nederigheid, niet hoogmoed, de sleutel is tot spirituele verheffing en goddelijke genade.
Wanneer je jezelf of iemand anders betrapt op het opheffen van het hoofd in hoogmoed, herinner je dan dit verhaal. Laat het een waarschuwing zijn tegen de valkuilen van arrogantie en zelfverheerlijking. Net zoals Iblīs viel door zijn trots, zo kunnen wij ook afdwalen van het pad van rechtvaardigheid. Het is in de momenten van zelfreflectie en nederigheid, waarin we onze fouten erkennen en streven naar verbetering, dat we ware verlichting en nabijheid van Allah vinden. Sta altijd klaar om jezelf te herinneren aan de nederigheid van Adam en Ḥawwā, en de val van Iblīs, om zo het pad van oprechtheid en bescheidenheid te bewandelen.
[1]
أخبرني أحمد بن يعقوب الثقفي ، ثنا موسى بن هارون ، ثنا عمرو بن علي ، ثنا عمران بن عيينة ، أنبأ عطاء بن السائب ، عن سعيد بن جبير ، عن ابن عباس – رضي الله عنهما – قال : إن أول ما أهبط الله آدم إلى أرض الهند . هذا حديث صحيح الإسناد ولم يخرجاه
Abū ʿAbd Allāh Muḥammad bin ʿAbd Allāh al-Ḥākim al- Naysābūrī (405 AH), al-Mustadrak ʿAlá al-Ṣaḥīḥayn, deel 3, Kitāb Tawārīkh al-Mutaqaddimīn min al-Anbiyā’ wa al-Mursalīn Dzikr Ādam ʿAlayhi al-Salām (Beiroet: Dar Al Maarifah, 1998), 408.
[2]
٣٩٩٤ – أخبرني أحمد بن يعقوب الثقفي، ثنا موسى بن هارون، ثنا عمرو بن علي، ثنا عمران بن عيينة، أنبأ عطاء بن السائب، عن سعيد بن جبير، عن ابن عباس رضي الله عنهما، قال: «إن أول ما أهبط الله آدم إلى أرض الهند» هذا حديث صحيح الإسناد ولم يخرجاه ” التعليق – من تلخيص الذهبي٣٩٩٤ – صحيح
Abū ʿAbd Allāh Muḥammad bin ʿAbd Allāh al-Ḥākim al- Naysābūrī (405 AH), al-Mustadrak ʿAlá al-Ṣaḥīḥayn, Maʾ Taḍmināt: al-Dzahabī fī al-Talkhīṣ wa al-Mīzān wa al ʿIrāqī fī Amālihi wa al-Munāwī fī Fayḍ al-Qadīr Wa Ghayrihim, deel 2, Kitāb Tawārīkh al-Mutaqaddimīn min al-Anbiyā’ wa al-Mursalīn Ḥaddathanā al-Ḥākim Abū ʿAbd Allāh Muḥammad Ibn ʿAbd Allāh Al-Ḥāfiẓ Im’lā’an Fī Shahr Rabīʻ al-Ākhir Sanat Iḥdā Wa Arbaʾ Mi’ah: Kitāb Tawārīkh Al-Mutaqaddimīn min al-Anbiyā’ wa al-Mursalīn, Wa-Dzikr Manāqibihim Wa-Akhbārihim maʿa al-Umam ʿAlā Lisān Sayyidnā al-Muṣṭafā Ṣallá Allāh ʿAlayhi Dzikr Ādam ʿAlayhi al-Salām (Dar al- Kotob Al- Ilmiyah, 1990), 591.
[3]
حدثنا محمد بن الحسن الكارزي ، ثنا علي بن عبد العزيز ، ثنا حجاج بن منهال ، ثنا حماد بن سلمة ، عن حميد ، عن يوسف بن مهران ، عن ابن عباس – رضي الله عنهما – قال : قال علي بن أبي طالب : أطيب ريح في الأرض الهند ، أهبط بها آدم – عليه الصلاة والسلام – فعلق شجرها من ريح الجنة . هذا حديث صحيح على شرط مسلم ولم يخرجاه
Abū ʿAbd Allāh Muḥammad bin ʿAbd Allāh al-Ḥākim al- Naysābūrī (405 AH), al-Mustadrak ʿAlá al-Ṣaḥīḥayn, deel 3, Kitāb Tawārīkh al-Mutaqaddimīn min al-Anbiyā’ wa al-Mursalīn Dzikr Ādam ʿAlayhi al-Salām (Beiroet: Dar Al Maarifah, 1998), 408.
[4]
عبد الرزاق ، عن ابن عيينة ، عن فرات القزاز ، عن أبي الطفيل ، عن علي قال : ” خير واديين في الناس ذي مكة ، وواد في الهند هبط به آدم صلى الله عليه وسلم ، فيه هذا الطيب الذي تطيبون به ، وشر واديين في الناس وادي الأحقاف ، وواد بحضرموت يقال له : برهوت ، وخير بئر في الناس زمزم ، وشر بئر في الناس بلهوت ، وهي بئر في برهوت تجتمع فيه أرواح الكفار ” .
Abū Bakr ʿAbd al-Razzāq ibn Hammām al-Ṣanʿānī (211 AH), Muṣannaf ʿAbd al-Razzāq, deel 5, Kitāb Al-Manāsik, Bāb Zamzam Wa-Dzikruhā (Beiroet: al-Maktab al-Islami, 1983), 116.
[5]
حدثنا علي بن الحسين ثنا هشام بن عمرو الغساني ثنا عباد بن ميسرة عن الحسن قال: أهبط آدم بالهند، وحواء بجدة، وإبليس بدست ميسان من البصرة على أميال وأهبطت الحية بأصبهان
Ibn Abī Ḥātim – Abū Muḥammad ʿAbd al-Raḥmān ibn Muḥammad ibn Idrīs al-Rāzī (327 AH), Tafsīr Ibn Abī Ḥātim, deel 1, Sūrat al-Baqarah Tafsīr Qawlihi Taʿālā Fa Azallahumā al-Shayṭān ʿAnhā Fa Akhrajahumā Mimmā Kānā Fīh (Saoedi Arabie: Maktaba Nazar Mustafa al-Baz, 1997), 88.
[6]
قال: أخبرنا هشام بن محمد. أخبرني أبي عن أبي صالح عن ابن عباس. قال: خرج آدم من الجنة بين الصلاتين. صلاة الظهر وصلاة العصر. فأنزل إلى الأرض. وكان مكثه في الجنة نصف يوم من أيام الآخرة. وهو خمسمائة سنة من يوم كان مقداره اثنتي عشرة ساعة. واليوم ألف سنة مما يعد أهل الدنيا. فأهبط آدم على جبل بالهند يقال له نوذ. وأهبطت حواء بجدة. فنزل آدم معه ريح الجنة. فعلق بشجرها وأوديتها. فامتلأ ما هنالك طيبا. فمن ثم يؤتى بالطيب من ريح آدم -صلى الله عليه وسلم
Muḥammad Ibn Saʾd ibn Munīʾ al-Hāshimī al-Baṣrī (230 AH), al-Ṭabaqāt al-Kubrā, deel 1, al-Sīrah al-Nabawīyah Dzikr man Walad Rasūl Allāh ṣallá Allāh ʿalayhi wa-sallam min al-Anbiyā (Dar al- Kotob Al- Ilmiyah, 1990), 30.
[7]
وقد ذكر المفسرون الأماكن التي هبط فيها كل منهم ، ويرجع حاصل تلك الأخبار إلى الإسرائيليات ، والله أعلم بصحتها . ولو كان في تعيين تلك البقاع فائدة تعود على المكلفين في أمر دينهم ، أو دنياهم ، لذكرها الله تعالى في كتابه أو رسوله صلى الله عليه وسلم
Abū al-Fidā Ismā‘īl bin ʿUmar bin Kathīr al-Qurashī al-Baṣrī al-Dimashqī (774 AH), Tafsīr al-Qur’ān al-ʿAẓīm (Tafsīr Ibn al- Kathīr), deel 3, Tafsīr Sūrat Al-Aʾrāf Tafsīr Qawlihi Taʿālá Qāl Ihbiṭū Baʾḍukum Li-Baʾḍin ʿAduwwan Wa-Lakum Fī Al-Arḍi Mustaqarrun Wa-Matāʿun Ilá Ḥīn (Riyad: Dar Taibah for Publishing and Distribution ,1999), 399.
[8]
وَعَلَّمَ ءَادَمَ ٱلۡأَسۡمَآءَ كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمۡ عَلَى ٱلۡمَلَٰٓئِكَةِ فَقَالَ أَنۢبِـُٔونِي بِأَسۡمَآءِ هَٰٓؤُلَآءِ إِن كُنتُمۡ صَٰدِقِينَ * قَالُواْ سُبۡحَٰنَكَ لَا عِلۡمَ لَنَآ إِلَّا مَا عَلَّمۡتَنَآۖ إِنَّكَ أَنتَ ٱلۡعَلِيمُ ٱلۡحَكِيمُ * قَالَ يَٰٓـَٔادَمُ أَنۢبِئۡهُم بِأَسۡمَآئِهِمۡۖ فَلَمَّآ أَنۢبَأَهُم بِأَسۡمَآئِهِمۡ قَالَ أَلَمۡ أَقُل لَّكُمۡ إِنِّيٓ أَعۡلَمُ غَيۡبَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِ وَأَعۡلَمُ مَا تُبۡدُونَ وَمَا كُنتُمۡ تَكۡتُمُونَ * وَإِذۡ قُلۡنَا لِلۡمَلَٰٓئِكَةِ ٱسۡجُدُواْ لِأٓدَمَ فَسَجَدُوٓاْ إِلَّآ إِبۡلِيسَ أَبَىٰ وَٱسۡتَكۡبَرَ وَكَانَ مِنَ ٱلۡكَٰفِرِينَ
Koran, 2:31-34
[9]
وَإِذْ قُلْنَا لِلْمَلَائِكَةِ اسْجُدُوا لِآدَمَ فَسَجَدُوا إِلَّا إِبْلِيسَ كَانَ مِنَ الْجِنِّ فَفَسَقَ عَنْ أَمْرِ رَبِّهِ ۗ أَفَتَتَّخِذُونَهُ وَذُرِّيَّتَهُ أَوْلِيَاءَ مِن دُونِي وَهُمْ لَكُمْ عَدُوٌّ ۚ بِئْسَ لِلظَّالِمِينَ بَدَلًا
Koran, 18:50
[10]
قَالَ مَا مَنَعَكَ أَلَّا تَسْجُدَ إِذْ أَمَرْتُكَ قَالَ أَنَا خَيْرٌ مِّنْهُ خَلَقْتَنِي مِن نَّارٍ وَخَلَقْتَهُ مِن طِينٍ*قَالَ فَاهْبِطْ مِنْهَا فَمَا يَكُونُ لَكَ أَن تَتَكَبَّرَ فِيهَا فَاخْرُجْ إِنَّكَ مِنَ الصَّاغِرِينَ*قَالَ أَنظِرْنِي إِلَىٰ يَوْمِ يُبْعَثُونَ*قَالَ إِنَّكَ مِنَ الْمُنظَرِينَ*قَالَ فَبِمَا أَغْوَيْتَنِي لَأَقْعُدَنَّ لَهُمْ صِرَاطَكَ الْمُسْتَقِيمَ*ثُمَّ لَآتِيَنَّهُم مِّن بَيْنِ أَيْدِيهِمْ وَمِنْ خَلْفِهِمْ وَعَنْ أَيْمَانِهِمْ وَعَن شَمَائِلِهِمْ وَلَا تَجِدُ أَكْثَرَهُمْ شَاكِرِينَ*قَالَ اخْرُجْ مِنْهَا مَذْءُومًا مَّدْحُورًا لَّمَن تَبِعَكَ مِنْهُمْ لَأَمْلَأَنَّ جَهَنَّمَ مِنكُمْ أَجْمَعِينَ
Koran, 7:12-18
[11]
وَيَا آدَمُ اسْكُنْ أَنتَ وَزَوْجُكَ الْجَنَّةَ فَكُلَا مِنْ حَيْثُ شِئْتُمَا وَلَا تَقْرَبَا هَٰذِهِ الشَّجَرَةَ فَتَكُونَا مِنَ الظَّالِمِينَ*فَوَسْوَسَ لَهُمَا الشَّيْطَانُ لِيُبْدِيَ لَهُمَا مَا وُورِيَ عَنْهُمَا مِن سَوْآتِهِمَا وَقَالَ مَا نَهَاكُمَا رَبُّكُمَا عَنْ هَٰذِهِ الشَّجَرَةِ إِلَّا أَن تَكُونَا مَلَكَيْنِ أَوْ تَكُونَا مِنَ الْخَالِدِينَ*وَقَاسَمَهُمَا إِنِّي لَكُمَا لَمِنَ النَّاصِحِينَ*فَدَلَّاهُمَا بِغُرُورٍ ۚ فَلَمَّا ذَاقَا الشَّجَرَةَ بَدَتْ لَهُمَا سَوْآتُهُمَا وَطَفِقَا يَخْصِفَانِ عَلَيْهِمَا مِن وَرَقِ الْجَنَّةِ ۖ وَنَادَاهُمَا رَبُّهُمَا أَلَمْ أَنْهَكُمَا عَن تِلْكُمَا الشَّجَرَةِ وَأَقُل لَّكُمَا إِنَّ الشَّيْطَانَ لَكُمَا عَدُوٌّ مُّبِينٌ * قَالاَ رَبَّنَا ظَلَمْنَا أَنفُسَنَا وَإِن لَّمْ تَغْفِرْ لَنَا وَتَرْحَمْنَا لَنَكُونَنَّ مِنَ الْخَاسِرِينَ* قَالَ اهْبِطُواْ بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّ وَلَكُمْ فِي الأَرْضِ مُسْتَقَرٌّ وَمَتَاعٌ إِلَى حِينٍ
Koran, 7:19-24.
[12]
وَلَقَدْ عَهِدْنَا إِلَىٰ آدَمَ مِن قَبْلُ فَنَسِيَ وَلَمْ نَجِدْ لَهُ عَزْمًا
Koran, 20:115
[13]
ولما حضرت آدم الوفاة عهد إلى ابنه شيث وعلمه ساعات الليل والنهار وعلمه عبادات تلك الساعات وأعلمه بوقوع الطوفان بعد ذلك. قال ويقال إن انتساب بني آدم اليوم كلها تنتهي إلى شيث. وسائر أولاد آدم غيره انقرضوا وبادوا والله أعلم ولما توفي آدم عليه السلام وكان ذلك يوم الجمعة جاءته الملائكة بحنوط وكفن من عند الله عز وجل من الجنة. وعزوا فيه ابنه ووصيه شيثا عليه السلام
Abū al-Fidā Ismāʿīl ibn ʿUmar ibn Kathīr al-Qurashī al-Baṣrī thumma al-Dimashqī (774 AH), al-Bidāyah wa-al-Nihāyah, deel 1, Bāb Khalq Ādam ʿAlayhi al-Salām Wafāt Ādam Wa-Waṣīyatuhu Ilā Ibnihi Shīth (Beiroet: Dar Ihya al-Turath al-Arabi, 1988), 110.
[14]
عن أبي بن كعب رضي الله عنه عن رسول الله صلى الله عليه وسلم قال لما حضر آدم عليه السلام قال لبنيه انطلقوا فاجنوا لي من ثمار الجنة فخرج بنوه فاستقبلتهم الملائكة فقالوا أين تريدون يا بني آدم قالوا بعثنا أبونا لنجني له من ثمار الجنة فقالوا ارجعوا فقد كفيتم فرجعوا معهم حتى دخلوا على آدم فلما رأتهم حواء عليها السلام ذعرت منهم وجعلت تدنو إلى آدم وتلصق به فقال لها آدم إليك عني فمن قبلك أتيت خل بيني وبين ملائكة ربي فقبضوا روحه ثم غسلوه وحنطوه وكفنوه ثم صلوا عليه ثم حفروا له ثم دفنوه ثم قالوا يا بني آدم هذا سنتكم في موتاكم فكذاكم فافعلوا رواه الحاكم وقال صحيح الإسناد
Ibn al-Mulqqin Sirāj al-Dīn Abū Ḥafṣ ʿUmar ibn ʿAlī ibn Aḥmad al-Shāfiʿī al-Miṣrī (804 AH), Tuḥfat al-Muḥtāj ilā Adillat al-Minhāj, deel 1, (Saoedi Arabië, Dar Hira, 1986), 588.