
Het grote offer van de profeet Ibrahim
Eerder smeekt de vader met tranen in zijn ogen om een kind en bad: “O Heer, schenk mij een nageslacht dat godvruchtig is”. En zo was het dat op een dag, toen hij al op hoge leeftijd was en de hoop bijna had verloren, de Heer zijn smeekbeden verhoorde en hem een godvruchtige zoon schonk. De vader was niemand anders dan de eerbiedwaardige profeet en Vriend van Allah, Ibrahim -vrede zij met hem- en zijn godvruchtige zoon was de profeet Ismāʿīl -vrede zij met hen.
De kleine Ismāʿīl groeide op in de schoot van zijn moeder, Vrouwe Hajar. Hij was als een schitterende parel die de omgeving oplichtte met zijn aanwezigheid. Elk deel van hem was fascinerend en zijn eigenschappen waren buitengewoon. Het profetische licht dat van zijn prachtige gezicht straalde en de duidelijke tekenen van intelligentie en wijsheid op zijn voorhoofd getuigden van de goddelijke zegeningen die op hem rustten.
Inhoud
De droom van de profeet Ibrāhīm
Op een avond kreeg de profeet Ibrāhīm een droom waarin hij uit het verborgene een stem hoorde die zei: “Sta op een maak een offer voor de Heer der werelden!” Toen hij in de ochtend wakker werd naam hij honderd rammen mee naar de berg en offerde hij die voor zijn Heer. Op de tweede nacht toen hij sliep hoorde hij in zijn droom weer uit het verborgene een stem die hem wederom gebood: “Sta op een maak een offer voor de Heer der werelden!” Toen hij wakker werd offerde hij deze keer honderd van zijn beste en mooiste kamelen voor zijn Heer. Toen hij op de derde avond sliep kreeg hij weer dezelfde droom en hoorde eveneens dezelfde stem die hem gebood om op te staan om een offer te maken voor de Heer der werelden. Hierop vroeg hij “O mijn Heer! Wat moet ik voor u offeren? het antwoord luidde: Uw zoon Ismāʿīl.
De profeet Ibrāhīm was onwankelbaar in zijn geloof en vertrouwen in zijn Heer. Hij wist dat zijn loyaliteit en trouw door zijn Heer op de proef werden gesteld. Hoewel zijn zoon zijn oogappel was en hij veel van hem hield, liet hij dit niet van zijn pad afwijken om het gebod van zijn Heer uit te voeren. ’s Ochtends vertelde hij zijn vrouw Hajar dat hij Ismāʿīl vandaag mee zou nemen op bezoek bij wat vrienden. Vrouwe Hajar baadde haar zoon, kleedde hem in nieuwe kleren, parfumeerde hem en maakte van hem een jonge bruidegom.
Vader en zoon vertrekken en de list van Satan
De duivelse Iblīs, beter bekend als Satan, voelde zijn haat koken van binnenuit toen hij getuige was van het onwankelbare geloof en vertrouwen van de Profeet Ibrāhīm in zijn Heer. Hij kon simpelweg niet verdragen dat Ibrāhīm bereid was om alles op te offeren om Zijn Heer te gehoorzamen, zelfs als dat betekende dat hij zijn geliefde zoon zou moeten opofferen – een zoon die hij na jarenlang bidden en smeken van Allah had gekregen.
Satan wil Vrouwe Hajar verleiden
Satan wist dat hij dit offer moest dwarsbomen en ging daarom naar Vrouwe Hajar, in de hoop dat hij haar kon beïnvloeden. Hij wist dat het moederhart vaak zacht en mild is voor haar kinderen, en hij hoopte dat dit ook voor Hajar gold. Toen hij haar vroeg waar Ibrāhīm Ismāʿīl naartoe had genomen, antwoordde ze zonder argwaan dat hij hem naar vrienden had gebracht. Maar Satan gaf niet op en fluisterde in haar oor dat Ibrāhīm van plan was om hun zoon te offeren, omdat hij dacht dat Allah dit van hem vroeg.
Hajar was geschokt door deze woorden, maar haar vastberadenheid was ongebroken. Ze besefte dat als Ibrāhīm inderdaad een bevel van Allah had gekregen, het offeren van hun zoon de enige juiste beslissing zou zijn. En dus zei ze met een vastberaden stem: “Als hij dit op bevel van Allah doet, dan is er geen beter moment dan nu. Door onze zoon te offeren, zullen we de tevredenheid van Allah verkrijgen.”
Satan wil Ismāʿīl verleiden
Satan, die had gehoopt Vrouwe Hajar te verleiden en haar vertrouwen te ondermijnen, was radeloos toen hij ontdekte dat hij haar niet kon beïnvloeden. Hij moest zijn plannen wijzigen en besloot om Ismāʿīl bang te maken en hem te waarschuwen voor zijn vader’s bedoelingen, in de hoop dat hij zo het offer kon dwarsbomen. Terwijl Ismāʿīl achter zijn vader aanliep naar Mina, verscheen Satan aan hem en vroeg: “O Ismāʿīl, weet jij wat je vader van plan is en waar hij je naartoe meeneemt?” Ismāʿīl antwoordde argeloos dat zijn vader hem meenam op bezoek bij wat vrienden. Maar Satan antwoordde onheilspellend: “Dat denk je verkeerd! Hij neemt je mee om je te offeren, want waarom heeft hij anders een touw en mes bij zich? Je vader denkt dat hij een bevel heeft gekregen van Allah om dit te doen.”
Ismāʿīl was geschokt door deze woorden, maar zijn vastberadenheid en geloof waren onwankelbaar. Hij besefte dat als zijn vader inderdaad een bevel van Allah had gekregen om hem te offeren, dit de wil van Allah was. Met een vastberaden stem zei hij: “Als dit werkelijk zo is, wat kan ik dan zeggen? Wat een gelukzaligheid zou het zijn als er wel honderd zielen als de mijne voor Allah worden geofferd. Zo’n kans komt niet vaak voor.”
Het is duidelijk dat Satan zijn uiterste best deed om de familie van Profeet Ibrāhīm te beïnvloeden en het offer te dwarsbomen. Maar wat de duivel ook probeerde, zijn plannen werden keer op keer gefrustreerd door de onwankelbare vastberadenheid en het diepe geloof van de Profeet en zijn gezin.
De profeet Ibrāhīm stenigt de Satan
Na verschillende mislukte pogingen om Vrouwe Hajar en Ismāʿīl te verleiden, besloot Satan om zich op profeet Ibrāhīm zelf te richten. Hij probeerde hem te raken in zijn meest kwetsbare plek, namelijk zijn vaderlijke gevoelens. Zo verscheen hij aan Ibrāhīm en smeekte hem om zijn beslissing om zijn geliefde zoon te offeren te heroverwegen. “Wat is dit voor wijsheid, om slechts op grond van een droom de keel van je lieftallige zoon Ismāʿīl door te snijden? Keer terug nu het nog kan. Hoe kan je zo’n mooie en lieftallige jongen offeren die een steun voor je zal zijn in je zwakke jaren van ouderdom?” klonk zijn listige stem.
Maar de profeet Ibrāhīm was niet van zijn stuk te brengen. Zijn vertrouwen in Allah was onwrikbaar en hij doorzag de listen van Satan. Hij richtte zich tot de duivel en zei met een stevige stem: “O Satan, vijand van het geloof! Jouw verleiding van de dienaren van Allah heeft geen enkel effect!” Hij raapte kiezelstenen van de grond en begon Satan hiermee te stenigen, waarna hij hem verjoeg.
Deze daad van profeet Ibrahim stelde Allah zo tevreden dat hij het tot de dag des oordeels heeft gemaakt tot een vast ritueel tijdens de Hadj.
De profeet Ibrāhīm verteld zijn Ismāʿīl het doel van hun reis
Ibrahim, de vriend van Allah, nam zijn zoon mee onder het voorwendsel van een bezoek aan vrienden te brengen. Terwijl ze samen voortliepen, kon je de zorg en liefde in de ogen van de vader zien, wetende dat hij weldra zijn zoon zou moeten opofferen. Wat moet er door zijn hart zijn gegaan? Een mengeling van vaderlijke genegenheid voor zijn geliefde zoon en een onwankelbare gehoorzaamheid aan zijn Heer. Echter, als Profeet besefte hij dat zijn liefde voor zijn Heer ook de liefde voor zijn zoon omvatte en overstijgt.
Eindelijk, op een geschikt moment, opende Ibrahim zijn hart en sprak hij tot zijn zoon, wiens vroomheid en toewijding aan Allah onmiskenbaar waren. Hij zei: “O mijn zoon, een droom is mij verschenen, waarin ik zag dat ik jou moet offeren. Vertel me, wat denk jij hiervan?” De zoon, Ismāʿīl, begreep de aard van de profetische dromen, die als waarheid worden geopenbaard door Allah zelf. Zijn ogen straalden met een diepgeworteld geloof en hij besefte dat zijn vader altijd het beste met hem voorhad.
Vol vertrouwen en in volledige overgave antwoordde Ismāʿīl: “O mijn vader, voer uit wat u is opgedragen. Met de wil van Allah zult u mij geduldig vinden.” De woorden van de zoon weerklonken als een echo van gehoorzaamheid en vastberadenheid. Hij besefte dat dit geen gevaar of tragedie was, maar eerder een eerbetoon en een test voor zowel zijn vader als voor hemzelf, om hun geloof naar ongekende hoogten te tillen en zich te laten doordrenken met de enige ware vorm van pure liefde. [1]
Het was een ongeëvenaard gesprek tussen twee profeten, doordrongen van een overgave die de ziel raakt. Het was een ontmoeting waarbij de vader zijn liefde voor Allah boven alles plaatste, en de zoon zijn vertrouwen in zijn vader en in Allah tot uiting bracht. Het was een moment van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, waarin de diepste waarden van het geloof werden belichaamd.
Het hemelse oog zou wellicht sinds het begin der tijden geen gehoorzamere zoon hebben aanschouwd. De woorden die Ismāʿīl tot zijn vader sprak, waren ronduit verbijsterend voor eenieder die het hoorde.
“Oh, mijn vader, bind mijn handen en voeten met touw, zodat u niet bezoedeld wordt door mijn bloed wanneer mijn ziel mijn worstelende lichaam verlaat.
Leg mij op mijn borst op de grond, zodat u mijn bebloede gezicht niet zult aanschouwen en uw handen door barmhartigheid verzwakken, en u niet in staat zult zijn om het goddelijke bevel uit te voeren.
En groet mijn moeder namens mij, vertel haar dat haar zoon is vertrokken naar de Barmhartige en Genadevolle, die nog meer barmhartig en vriendelijk is dan u.”
De profeet Ibrāhīm offert zijn zoon Ismāʿīl
De profeet Ibrāhīm deed zoals de zoon hem had verzocht. Vastberaden bond hij zijn handen en voeten stevig vast, en legde hem vervolgens omgekeerd op zijn buik op de grond. Het cruciale moment was aangebroken. Met een ijzeren greep om het glinsterende mes, stond de oude vader klaar terwijl zijn enige zoon op zijn borst lag, met zijn handen en voeten stevig vastgebonden aan de grond. Het vlijmscherpe mes bevond zich op het punt om de nek van zijn zoon te doorklieven. Vanuit de hemel staarden de engelen huiverend neer op de vallei van Mina.
Op dat cruciale moment gaf Allah zijn aartsengel Jibrīl de opdracht om een hemelse ram te laten verschijnen, ter vervanging van Ismāʿīl. Terwijl het bloed van het offer rijkelijk vloeide en de mauwen van profeet Ibrāhīm doordrenkte, staarde hij aandachtig naar hetgeen hij had geofferd. Tot zijn verbazing zag hij dat het geen menselijk offer was, maar een prachtige ram, terwijl de jonge Ismāʿīl veilig aan de zijlijn stond. Plotseling weerklonk de stem van Allah:
“O Ibrāhīm! Je hebt inderdaad de droom tot werkelijkheid gemaakt, en zo belonen Wij degenen die deugdzaam zijn.”
Het offeren is voor iedereen verplicht
Vanwege deze gebeurtenis is het ritueel van het offeren aan het einde van de hadj verplicht gesteld voor alle moslims die op dat moment daartoe de financiële middelen hebben. Het vormt een symbolische afsluiting van de bedevaart en herinnert de gelovigen aan de ongekende gehoorzaamheid en toewijding van profeet Ibrāhīm aan Allah. Het offeren tijdens deze heilige gelegenheid is een eeuwige herinnering aan de waarde van overgave en bereidheid om alles op te offeren in gehoorzaamheid aan de goddelijke bevelen. Het dient als een bindend ritueel dat de band tussen de gelovigen en het tijdloze voorbeeld van profeet Ibrāhīm versterkt, en hen herinnert aan deugdzaamheid en opoffering in de weg van Allah. [3]
[1]
فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ ٱلسَّعۡيَ قَالَ يَٰبُنَيَّ إِنِّيٓ أَرَىٰ فِي ٱلۡمَنَامِ أَنِّيٓ أَذۡبَحُكَ فَٱنظُرۡ مَاذَا تَرَىٰۚ قَالَ يَـٰٓأَبَتِ ٱفۡعَلۡ مَا تُؤۡمَرُۖ سَتَجِدُنِيٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلصَّـٰبِرِينَ
Koran, 37:102
[2]
رَبِّ هَبْ لِي مِنَ الصَّالِحِينَ * فَبَشَّرْنَاهُ بِغُلَامٍ حَلِيمٍ * فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ السَّعْيَ قَالَ يَا بُنَيَّ إِنِّي أَرَىٰ فِي الْمَنَامِ أَنِّي أَذْبَحُكَ فَانظُرْ مَاذَا تَرَىٰ ۚ قَالَ يَا أَبَتِ افْعَلْ مَا تُؤْمَرُ ۖ سَتَجِدُنِي إِن شَاءَ اللَّهُ مِنَ الصَّابِرِينَ* فَلَمَّا أَسْلَمَا وَتَلَّهُ لِلْجَبِينِ * وَنَادَيْنَاهُ أَن يَا إِبْرَاهِيمُ * قَدْ صَدَّقْتَ الرُّؤْيَا ۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ * إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ الْبَلَاءُ الْمُبِينُ * وَفَدَيْنَاهُ بِذِبْحٍ عَظِيمٍ * وَتَرَكْنَا عَلَيْهِ فِي الْآخِرِينَ * سَلَامٌ عَلَىٰ إِبْرَاهِيمَ * كَذَٰلِكَ نَجْزِي الْمُحْسِنِينَ*
Koran, 37:100-110.
[3] Badr al- Qadri [1443 AH], Islām kā Falsafā-e- Qurbānī (Azamgarh: Sho’bah-i Ishā’at-i Dār al-ʻUlūm Ahl-i Sunnat Ziyā al-Qur’ān) 12-21.