Volgens de overlevering vond er 55 dagen voordat de Profeet -vrede zij met hem- werd geboren een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Abraha, de koning van Jemen, had een indrukwekkende kerk gebouwd in Sanaa en wilde dat de Arabieren in plaats van naar de Kaʾbah, hun bedevaart naar zijn kerk zouden uitvoeren. Toen de Arabieren dit weigerden, werd Abraha kwaad en besloot hij om met zijn soldaten en olifantenleger naar Mekka te gaan om de Kaʾbah met de grond gelijk te maken.
Dit was een verschrikkelijke gebeurtenis voor de inwoners van Mekka, omdat de Kaʾbah een belangrijke en heilig gebouw was voor de Arabieren. Het was het centrum van hun religie en de plaats waar de Arabieren hun jaarlijkse bedevaart naar toe maakten. Bovendien zou de vernietiging van de Kaʾbah een enorme vernedering zijn voor de Arabieren.
Abraha stuurde zijn verkennertroepen en een groep soldaten vooruit. Zij namen alle kamelen en het vee van de Mekkanen in beslag, waaronder tweehonderd kamelen van ʿAbdul Muṭṭalib. De Mekkanen wisten niet wat ze moesten doen toen al hun vee door de soldaten van Abraha werd meegenomen en klaagden bij hun stamleider ʿAbdul Muṭṭalib.
ʿAbdul Muṭṭalib was een gerespecteerde en wijze stamleider in Mekka. Toen hij hoorde wat er was gebeurd, besefte hij dat hij snel moest handelen om verdere schade te voorkomen. Hij besloot om met Abraha te spreken en ging naar zijn tentenkamp.
Toen Abraha hoorde dat de stamleider naar hem toe kwam, liet hij ʿAbdul Muṭṭalib bij zich roepen. Abraha stond als vanzelf op toen hij ʿAbdul Muṭṭalib zag en liet hem op gelijke hoogte zitten. De verschijning van ʿAbdul Muṭṭalib maakte een grote indruk op hem. Waarom ook niet? ʿAbdul Muṭṭalib was een indrukwekkend persoon. Hij was lang, opvallend, knap en op zijn voorhoofd schitterde het profetische licht.
ʿAbdul Muṭṭalib vroeg om zijn kamelen en vee terug te krijgen die de soldaten hadden meegenomen. Abraha antwoordde dat hij het respect voor ʿAbdul Muṭṭalib was kwijtgeraakt omdat hij alleen om zijn kamelen en geiten vroeg. Abraha wilde de Kaʾbah vernietigen en merkte op dat de Mekkanen zijn kerk hadden onteerd.
Abraha dreigde de Kaʾbah te vernietigen, maar ʿAbdul Muṭṭalib zei dat hij niets kon doen en dat het tussen Abraha en Allah was. Uiteindelijk gaf Abraha alle kamelen en het vee terug aan ʿAbdul Muṭṭalib. Toen ʿAbdul Muṭṭalib terugkeerde naar Mekka, zei hij tegen de Mekkanen om te schuilen in de kloven van de bergen, want er staat een groot onheil te gebeuren.
Met een paar mannen van zijn familie ging ʿAbdul Muṭṭalib naar de Kaʾbah. Hij klampte zich vast aan de klink van de Kaʾbah en bad met bezorgdheid en gejammer tot Allah om Zijn huis te beschermen tegen de vijanden.
Na het gebed klom hij samen met zijn familie de bergen in om daar de manifestatie van Allah’s macht te aanschouwen. De volgende ochtend, terwijl Abraha met zijn grote leger en rijen olifanten onderweg was en bij ‘Mughammas’ aankwam, begon zijn olifant genaamd ‘Maḥmūd’ plotseling steevast op de grond te zitten. Abraha sloeg de olifant en schreeuwde naar het dier, maar wat hij ook probeerde, het lukte hem maar niet om de olifant weer te laten opstaan.
Toen kwam de straf van Allah in de vorm van zwermen kleine vogels, die vanuit de kust kwamen aanvliegen. Ze hadden kiezelsteentjes in hun snavels en klauwen en elk vogeltje droeg in totaal drie steentjes met zich mee. De zwermen vogels begonnen het leger van Abraha te bestoken met een regen van stenen.
Het leger en de olifanten raakten plotseling in paniek en wisten niet wat er gebeurde. Het stenengooien van de zwermen vogels was een vernietigende nederlaag. Als een steen het hoofd van een olifantenruiter raakte, sneed het als een scheermes door het lichaam, waardoor het in twee helften op de grond viel. De steen sneed zich vervolgens door het lichaam van de olifant en baande zich zo een weg naar de grond. Geen enkele soldaat overleefde de strijd. Alle manschappen en olifanten lagen in stukjes verspreid over het hele slagveld.
Allah vereeuwigde deze gebeurtenis in de Nobele Koran. In de soera van de Olifanten heeft Hij gezegd:
“Heeft u niet gezien wat Uw Heer deed met de mensen van de olifanten?” (1) “Heeft Hij hun plannen niet tenietgedaan?” (2) “En heeft Hij zwermen vogels op hen afgestuurd?” (3) “Die hen bekogelden met stenen van klei?” (4) “Zo veranderde Hij hen in fijngekauwd stro.” (5) (Koran 105: 1-5) [1]
Na deze gebeurtenis daalde ʿAbdul Muṭṭalib en de Mekkanen vol vreugde van de berg af en dankten Allah. Deze wonder van hem werd in de hele regio bekend en alle Arabieren begonnen hem nog meer te respecteren. Hij was een vooraanstaand persoon die de nabijheid van Allah had verkregen. De vernietiging van de Kaʾbah werd voorkomen en ʿAbdul Muṭṭalib werd geprezen als een held.
Het jaar waarin deze gebeurtenis plaats heeft gevonden staat bekend als ‘het jaar van de olifant’ en wordt beschouwd als een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van Mekka. Het is een verhaal dat de moslims inspireert tot op de dag van vandaag en hen herinnert aan de kracht van Allah. Hij stuurde kleine tjilpende vogels met kiezelsteentjes tegen een groot leger met olifanten. [2]
[1]Soera al- Fīl, 105:1-5
أَلَمْ تَرَ كَيْفَ فَعَلَ رَبُّكَ بِأَصْحَابِ الْفِيلِ * أَلَمْ يَجْعَلْ كَيْدَهُمْ فِي تَضْلِيلٍ * وَأَرْسَلَ عَلَيْهِمْ طَيْرًا أَبَابِيلَ * تَرْمِيهِم بِحِجَارَةٍ مِّن سِجِّيلٍ فَجَعَلَهُمْ كَعَصْفٍ مَّأْكُولٍ *
[2] Abdul Mustafa Azmi, Seerate Mustafa, (Karachi: Dar al-Uloom Amjadia maktaba Rizviyyah, 1981), 45-48.