Inhoud
- 1 Belang van liefde en zorg voor ouders in de islam
- 2 Het Paradijs onder de voeten van de moeder
- 3 Drie gradaties van superioriteit van de moeder
- 4 Allah’s bevel om goed te zijn voor de moeders en vaders
- 5 Belang van rechten en rollen van beide ouders in de Koran
- 6 Speciale aandacht voor de moeder in de Koran
- 7 Betekenis van de gradaties van superioriteit van de moeder
- 8 Het verhaal van eerbiedwaardige Buraydah al-Aslamī
- 9 Ongehoorzaamheid aan moeders is een ernstige zonde
- 10 Het belang van respect en zorg voor moeders
- 11 De rol van ouders in de opvoeding en verzorging van kinderen
- 12 Voorbeelden van het benadrukken van de superioriteit van de moeder
- 13 Gehoorzaamheid aan Allah gaat boven gehoorzaamheid aan ouders
- 14 Moeder heeft hogere status in dienstbaarheid, vader heeft een hogere status in eerbied
- 15 Onderhouden van relatie met ouders, ongeacht hun geloofsovertuiging
- 16 Het belang van het eren van je ouders, zowel tijdens hun leven als na hun dood
- 17 Praktische voorbeelden van het eren van je ouders na hun dood
- 18 Verrichten van goede daden namens overleden geliefden
- 19 De plicht om ouders te eren, zelfs na hun dood
Belang van liefde en zorg voor ouders in de islam
In de islam wordt het tonen van liefde en zorg voor ouders hoog gewaardeerd en beschouwd als een teken van gehoorzaamheid aan de wil van Allah. De Profeet Mohammed -vrede zij met hem- heeft herhaaldelijk benadrukt dat het grootste recht van een man op deze wereld bij zijn moeder ligt. Dit wordt bevestigd door een overlevering waarin Vrouwe ʿĀisha -moge Allah tevreden zijn met haar- vraagt wie het grootste recht heeft op de vrouw, waarop de Profeet antwoordt: “Haar echtgenoot”. Vervolgens vraagt Vrouwe ʿĀisha: “En wie heeft het grootste recht op de man?”, waarop hij antwoordt: “Zijn moeder.” [1]
Het Paradijs onder de voeten van de moeder
Een bekende overlevering die de belangrijke positie van moeders benadrukt, stelt dat het Paradijs zich onder de voeten van de moeder bevindt. Deze overlevering wordt toegeschreven aan Ṭalḥah bin Muʿawiyah al-Sulamī, die naar de Profeet van Allah -vrede zij met hem- ging en zei: “O Gezant van Allah, ik wil met u strijden op de weg van Allah.” De Profeet vroeg hem: “Is je moeder nog in leven?” Ṭalḥah antwoordde bevestigend en de Profeet -vrede zij met hem- zei: “Houd stevig vast aan haar voeten, want onder haar voeten ligt het Paradijs.” [2]
Drie gradaties van superioriteit van de moeder
De hogere positie van de moeder ten opzichte van de vader wordt geaccentueerd door drie gradaties van superioriteit die door de Profeet Mohammed -vrede zij met hem- zijn genoemd. Een overlevering van de metgezel Abū Hurayrah -moge Allah tevreden met hem zijn- benadrukt deze gradaties van superioriteit van de moeder. In deze overlevering vraagt een man aan de Profeet van Allah -vrede zij met hem- wie de beste behandeling van hem verdient. De Profeet antwoordt: “Je moeder.” Vervolgens vraagt de man: “En wie daarna?” De Profeet herhaalt: “Je moeder.” Opnieuw vraagt de man: “En wie daarna?” De Profeet herhaalt nogmaals: “Je moeder.” Als laatste vraagt de man: “En wie dan?” De Profeet antwoordt: “Dan is het je vader.” [3]
Allah’s bevel om goed te zijn voor de moeders en vaders
In een overlevering van Miqdām bin Maʾdīkarib -moge Allah tevreden zijn met hem- is vastgelegd dat de Profeet van Allah zei: “Allah beveelt u om goed te zijn voor uw moeders, dan beveelt Hij u om goed te zijn voor uw moeders, dan beveelt Hij u om goed te zijn voor uw moeders, dan beveelt Hij u om goed te zijn voor uw vaders, en dan beveelt Hij u om goed te zijn voor degenen die het dichtst bij u staan.” [4]
Belang van rechten en rollen van beide ouders in de Koran
De gradaties van superioriteit van de moeder ten opzichte van de vader kunnen mogelijk oneerlijk lijken voor de vader. Het is echter belangrijk om te begrijpen dat de Koran de rechten en rollen van beide ouders benadrukt en respecteert. Het is niet zo dat de vader minder belangrijk is dan de moeder in het leven van het kind.
Speciale aandacht voor de moeder in de Koran
In de Koran wordt benadrukt dat de mens vriendelijk moet zijn tegenover zijn ouders, waarbij de moeder speciale aandacht krijgt vanwege de pijn en het ongemak dat ze heeft moeten doorstaan tijdens de zwangerschap, bevalling en het geven van borstvoeding na de bevalling. Zo staat er in de Koran vermeld:
“We hebben de mens opgedragen om vriendelijk te zijn tegen zijn ouders. Zijn moeder heeft hem met pijn gedragen en met pijn gebaard. Het dragen van het kind tot aan zijn spenen duurt dertig maanden.” [5]
Dit vers onderstreept de rechten van beide ouders, maar benadrukt vooral het ongemak dat de moeder heeft moeten doorstaan tijdens haar zwangerschap en het zogen van het kind. Een ander vers versterkt dit nog eens:
“We hebben de mensen bevolen om goed te zijn voor hun ouders. Hun moeders hebben hen gedragen, met moeite op moeite, en het duurt twee jaar om hen te spenen. Wees dankbaar jegens Mij en jegens jouw ouders. Tot Mij is de uiteindelijke terugkeer.” [6]
Betekenis van de gradaties van superioriteit van de moeder
Op basis van de Koran kunnen we concluderen dat de superioriteit van de moeder te maken heeft met haar bijzondere rol als verzorger, voedster en beschermer van haar kinderen. Deze gradaties van superioriteit geven de moeder een bijzondere status en benadrukken haar belangrijke rol bij de opvoeding en verzorging van haar kinderen. We kunnen hieruit afleiden dat de gradaties van superioriteit de volgende betekenis hebben:
De eerste gradatie van superioriteit van de moeder is haar vermogen om zelfs in moeilijke omstandigheden zwakte na zwakte te doorstaan, zodat ze in staat is haar kinderen te verzorgen en te ondersteunen.
De tweede gradatie van superioriteit is het feit dat de moeder haar kind in haar buik heeft gedragen en daardoor heeft beschermd en gevoed, en de pijn van de bevalling heeft doorstaan. Dit schept een bijzondere band tussen de moeder en haar kind en versterkt haar rol als verzorger.
De derde gradatie van superioriteit van de moeder is haar vermogen om haar kinderen te voeden met haar eigen moedermelk, wat een unieke functie is die alleen de moeder kan vervullen. Dit benadrukt de fysieke en emotionele band tussen de moeder en haar kinderen en versterkt haar rol als zorgverlener, voedster en beschermer van haar kinderen.
Het verhaal van eerbiedwaardige Buraydah al-Aslamī
Het is een feit dat we onze moeder nooit volledig kunnen bedanken voor alles wat zij voor ons heeft gedaan. Een mooi voorbeeld hiervan is het verhaal van de eerbiedwaardige Buraydah al-Aslamī -moge Allah tevreden met hem zijn- die aan de Edele Profeet -vrede zij met hem- vroeg: “O Gezant van Allah, ik heb mijn moeder in de intense hitte op mijn nek gedragen en ongeveer zes mijl met haar gelopen. Als er vlees op de weg zou zijn gelegd, zou het geroosterd worden. Heb ik mijn dankplicht jegens haar vervuld?” De Profeet -vrede zij met hem- antwoordde: “Misschien voor één schok die zij tijdens jouw draagtijd heeft ervaren.” [7]
Deze overlevering illustreert de enorme toewijding en opoffering die onze moeders voor ons hebben geleverd en hoe onmogelijk het is om hun inspanningen volledig te waarderen. We kunnen echter wel onze dankbaarheid tonen door hen te eren, te respecteren en goed voor hen te zorgen.
Ongehoorzaamheid aan moeders is een ernstige zonde
Ongehoorzaam zijn aan je moeder en haar belasten met last en leed is een ernstige zonde in de islam. De metgezel al-Mughīrah Bin Shuʾbah heeft overgeleverd dat de Profeet -vrede zij met hem- heeft gezegd: “Allah heeft jullie verboden om jullie moeders lastig te vallen, om te weigeren wat je zou moeten geven of om te eisen wat je niet verdient, en om jullie dochters levend te begraven. Allah houdt niet van nutteloos praten, het stellen van te veel vragen (over dingen die geen nut hebben) en het verspillen van jullie rijkdom.” [8]
Het belang van respect en zorg voor moeders
Dit citaat benadrukt het belang van respect en zorg voor onze moeders en het vermijden van handelingen die hun welzijn in gevaar kunnen brengen. Het herinnert ons eraan dat we onze moeders moeten behandelen met vriendelijkheid, genade en dankbaarheid, en dat het nalaten hiervan een zware zonde is. Daarnaast leert het ons om te leven met bescheidenheid, verantwoordelijkheid en compassie, en om ons niet te laten leiden door egoïstische verlangens of nutteloze bezigheden.
De rol van ouders in de opvoeding en verzorging van kinderen
Hoewel de superioriteit van de moeder benadrukt wordt in de Islam, betekent dit niet dat de vader minder belangrijk is in het leven van het kind. Beide ouders hebben een belangrijke rol te spelen in de opvoeding en verzorging van het kind. Het verschil in superioriteit ligt in de aard van hun rollen. De moeder heeft een hogere status in dienstbaarheid vanwege haar speciale rol als verzorger en voedster van haar kinderen. Aan de andere kant verdient de vader meer eerbied vanwege zijn rol als hoofd van het gezin en als kostwinner. Het is belangrijk om beide ouders met respect en dankbaarheid te behandelen en hun bijdragen aan het gezin te waarderen.
Voorbeelden van het benadrukken van de superioriteit van de moeder
Imam Ahmad Raza Khan al-Bareilwī (1340 AH) heeft een aantal praktische voorbeelden gegeven om de superioriteit van de moeder te benadrukken. Als je bijvoorbeeld in een situatie verkeert waarin je honderd euro hebt en er geen reden is om anders te handelen, kan het passend zijn om vijfenzeventig euro aan je moeder te geven en vijfentwintig euro aan je vader. Wanneer beide ouders om water vragen, kun je het beste eerst aan je moeder water geven en daarna aan je vader. Als beide ouders terugkomen van een reis, is het gepast om eerst de voeten van je moeder te masseren en dan die van je vader. Dit zijn simpele gebaren die respect en waardering tonen voor de hogere status van de moeder in dienstbaarheid.
Gehoorzaamheid aan Allah gaat boven gehoorzaamheid aan ouders
Als je ouders ruzie hebben, is het belangrijk om geen partij te kiezen en geen van hen te kwetsen of onbeleefd te zijn. Het is verstandig om alleen te gehoorzamen als wat ze vragen in overeenstemming is met de wil van Allah. Gehoorzaamheid aan Allah gaat namelijk altijd boven de gehoorzaamheid aan ouders. Stel dat bijvoorbeeld je moeder van jou verlangt om je vader te kwetsen of andersom en boos wordt als je dit niet doet, dan is het niet toegestaan om te gehoorzamen. Het is namelijk nooit toegestaan om iets te doen wat in strijd is met de wil van Allah.
Moeder heeft hogere status in dienstbaarheid, vader heeft een hogere status in eerbied
Onze geleerden benadrukken dat de moeder een hogere status heeft in dienstbaarheid vanwege haar bijzondere rol als verzorger en voedster van haar kinderen. Aan de andere kant verdient de vader meer eerbied omdat hij het hoofd van het gezin is en verantwoordelijk is voor het onderhoud van het gezin. Het is belangrijk om beide ouders met respect, liefde en dankbaarheid te behandelen en te waarderen, omdat beide ouders een belangrijke rol spelen in de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Onthoud dat beide ouders zowel de sleutel tot het paradijs als de oorzaak van de hel kunnen zijn, afhankelijk van hoe je hen behandelt. Houd daarom vast aan de geboden van Allah en weiger om te gehoorzamen wanneer gevraagd wordt iets te doen dat in strijd is met Zijn wil. [9]
Onderhouden van relatie met ouders, ongeacht hun geloofsovertuiging
De relatie tussen ouders en kinderen is een belangrijk thema in de islam, waarbij ouders, en vooral moeders, een hoge positie innemen. Maar wat als ouders geen moslim zijn? Hoe moeten we daarmee omgaan? Dit is een vraag die ook werd gesteld door de dochter van de Kalief Abu Bakr al-Siddīq aan de Gezant van Allah -vrede zij met hen-
Haar vraag was concreet: haar moeder was een polytheïst in de tijd van de Profeet van Allah -vrede zij met hem- en wilde graag contact met haar opnemen. De dochter raadpleegde de Profeet van Allah en vroeg hem of zij een goede relatie met haar moeder moest onderhouden, gezien haar moeders geloof. Het antwoord van de Profeet was duidelijk en bevestigend: “Ja, onderhoud de relatie met je moeder.” [10]
Deze anekdote illustreert dat respect en eerbied voor ouders een universele waarde zijn, ongeacht hun geloofsovertuiging. Het is een basisprincipe dat ook in de islam wordt benadrukt. De islam roept op tot gehoorzaamheid en respect voor ouders, zolang deze daden niet in strijd zijn met de geboden van Allah.
Het is belangrijk om te benadrukken dat het onderhouden van een goede relatie met ouders niet betekent dat men hun daden of geloofsovertuigingen moet goedkeuren. Het gaat erom dat men respectvol en liefdevol blijft, ondanks eventuele meningsverschillen.
Het belang van het eren van je ouders, zowel tijdens hun leven als na hun dood
Er is geen betere manier om de waarde van je ouders te begrijpen dan door te praten met iemand die zijn of haar ouders heeft verloren. Het is een waardevolle les die ons eraan herinnert om onze ouders te eren en respecteren, zowel tijdens hun leven als na hun dood.
Praktische voorbeelden van het eren van je ouders na hun dood
Een prachtig voorbeeld hiervan wordt gegeven in een overlevering van Abu Usaid Malik bin Rabīʿah As-Sāʿidī. Hij vertelt dat toen ze bij de Profeet -vrede zij met hem- waren, een man van de Banū Salamah naar hem toe kwam en vroeg: “O Gezant van Allah, is er nog een manier om mijn ouders te eren nadat ze zijn overleden?” De Profeet -vrede zij met hem- antwoordde: “Ja, door het begrafenisgebed voor hen te verrichten, om vergeving voor hen te vragen, hun beloftes na hun dood na te komen, hun vrienden te eren en de familiebanden te onderhouden die er anders niet zouden zijn geweest als zij er niet waren geweest.” [11]
Een overlevering van de eerbiedwaardige Buraydah bin Ḥusayb al-Aslamī -moge Allah tevreden zijn met hem- beschrijft een ontmoeting tussen een vrouw en de Profeet. De vrouw vertelde de Profeet dat ze een slavin had geschonken aan haar moeder als liefdadigheid, maar haar moeder was inmiddels overleden. De Profeet verzekerde haar dat haar beloning al was vastgesteld en dat ze het recht had om de slavin te erven.
De vrouw vroeg vervolgens of ze voor haar moeder mocht vasten, aangezien haar moeder nog een maand aan vasten verschuldigd was. De Profeet moedigde haar aan om te vasten voor haar moeder. De vrouw vroeg ook of ze de hadj voor haar moeder mocht verrichten, aangezien haar moeder dat niet had kunnen doen. De Profeet bevestigde dat ze de hadj mocht verrichten voor haar moeder. [12]
Verrichten van goede daden namens overleden geliefden
Deze overlevering toont aan dat het verrichten van goede daden namens overleden geliefden, zoals vasten of de hadj verrichten, als een vorm van liefdadigheid wordt beschouwd in de islam. Bovendien illustreert deze overlevering ook de waardering voor het onderhouden van goede relaties met ouders, zelfs na hun dood, en het streven om hun onvervulde verplichtingen na te komen als een manier om hen te eren en hun zegeningen te sturen.
De overlevering van de eerbiedwaardige metgezel Saʾd bin ʿUbādah -moge Allah tevreden zijn met hem- benadrukt dit nog eens extra. Saʾd vertelde dat zijn moeder was overleden terwijl er nog een gelofte was die ze niet had vervuld. Hij raadpleegde de Profeet over deze kwestie en de Profeet adviseerde hem om deze gelofte namens zijn moeder te vervullen. [13]
De plicht om ouders te eren, zelfs na hun dood
Deze woorden van de Profeet -vrede zij met hem- herinneren ons eraan dat het onze plicht is om onze ouders te eren en hun nagedachtenis in ere te houden, zelfs na hun dood. Het eren van je ouders betekent hen hoogachten, respecteren en waarderen voor alles wat ze voor jou hebben gedaan. Het betekent ook het tonen van dankbaarheid en het nakomen van hun wensen en verlangens, zolang deze in overeenstemming zijn met de wil van Allah. Het eren van je ouders is een belangrijke plicht in de islam en wordt gezien als een daad van aanbidding. Door hen te eren, toon je gehoorzaamheid aan Allah en laat je zien dat je de waarde van familiebanden begrijpt en respecteert.
Voor sommigen kan het vreemd lijken om hun ouders openlijk op een voetstuk te plaatsen, terwijl anderen zich misschien schamen om hun moslimzijn te delen vanwege de vele vooroordelen die er bestaan. In dergelijke situaties hebben we rolmodellen nodig die ons over deze drempel heen helpen. Een inspirerend voorbeeld hiervan is Sofiane Boufal, die zijn liefde voor zijn moeder toonde door een onvergetelijk moment met haar te vieren terwijl de hele wereld toekeek.
[1]
وَمِنْهَا مَا حَدَّثَنِي أَبُو الْقَاسِمِ الْحَسَنُ بْنُ مُحَمَّدِ بْنِ السَّكُونِيِّ ، بِالْكُوفَةِ ، ثَنَا عَبْدُ اللَّهِ بْنُ غَنَّامٍ ، حَدَّثَنِي أَبِي ، ثَنَا أَبُو أَحْمَدَ الزُّبَيْرِيُّ ، ثَنَا مِسْعَرُ بْنُ كِدَامٍ ، عَنْ أَبِي عُتْبَةَ ، عَنْ عَائِشَةَ ، رَضِيَ اللَّهُ عَنْهَا قَالَتْ : قُلْتُ : يَا رَسُولَ اللَّهِ أَيُّ النَّاسِ أَعْظَمُ حَقًّا عَلَى الْمَرْأَةِ ؟ قَالَ : ” زَوْجُهَا ” قُلْتُ : فَأَيُّ النَّاسِ أَعْظَمُ حَقًّا عَلَى الرَّجُلِ ؟ قَالَ : ” أُمُّهُ “
al-Ḥākim, Abū ʿAbd Allāh Muḥammad bin ʿAbd Allāh al-Naysābūrī (405 AH), al-Mustadrak Ala al-Ṣaḥīḥayn, deel 5, Kitab al-Adab, Mā Dhukira fi Birr al-Walidayn (Beiroet: Dar Al Maarifa, 1998), 208.
[2]
حَدَّثَنَا عَبْدُ الرَّحِيمِ بْنُ سُلَيْمَانَ عَنْ مُحَمَّدِ بْنِ إِسْحَاقَ عَنْ مُحَمَّدِ بْنِ طَلْحَةَ بْنِ مُعَاوِيَةَ بْنِ جَابِرٍ السُّلَمِيِّ عَنْ أَبِيهِ قَالَ : أَتَيْت رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ فَقُلْت يَا رَسُولَ اللَّهِ ، إنِّي أُرِيدُ الْجِهَادَ مَعَك فِي سَبِيلِ اللَّهِ ، قَالَ : فَقَالَ : أُمُّكَ حَيَّةٌ ؟ قُلْت : نَعَمْ ، يَا رَسُولَ اللَّهِ ، قَالَ : الْزَمْ رِجْلَيْهَا فَثَمَّ الْجَنَّةُ.
Ibn Abī Shaybah, ʿAbdullah bin Muhammad bin Abi Shaybah (235 AH), al-Muṣannaf, deel 6, Kitab al-Adab, Mā Dhukira fi Birr al-Walidayn (Beiroet: Dar el Fikr, 1994), 100.
[3]
حَدَّثَنَا قُتَيْبَةُ بْنُ سَعِيدٍ حَدَّثَنَا جَرِيرٌ عَنْ عُمَارَةَ بْنِ الْقَعْقَاعِ بْنِ شُبْرُمَةَ عَنْ أَبِي زُرْعَةَ عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُ قَالَ جَاءَ رَجُلٌ إِلَى رَسُولِ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ فَقَالَ يَا رَسُولَ اللَّهِ مَنْ أَحَقُّ النَّاسِ بِحُسْنِ صَحَابَتِي قَالَ أُمُّكَ قَالَ ثُمَّ مَنْ قَالَ ثُمَّ أُمُّكَ قَالَ ثُمَّ مَنْ قَالَ ثُمَّ أُمُّكَ قَالَ ثُمَّ مَنْ قَالَ ثُمَّ أَبُوكَ وَقَالَ ابْنُ شُبْرُمَةَ وَيَحْيَى بْنُ أَيُّوبَ حَدَّثَنَا أَبُو زُرْعَةَ مِثْلَهُ
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 5, Kitāb al-Adab, Bāb Man Aḥaqqu al-Nās Biḥusn al-Ṣuḥbah (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 2227.
[4]
كَذَلِكَ فِي حَدِيثِ الْمِقْدَامِ بْنِ مَعْدِي كَرِبَ فِيمَا أَخْرَجَهُ الْمُصَنِّفُ فِي ” الْأَدَبِ الْمُفْرَدِ ” وَأَحْمَدُ وَابْنُ مَاجَهْ وَصَحَّحَهُ الْحَاكِمُ وَلَفْظُهُ إِنَّ اللَّهَ يُوصِيكُمْ بِأُمَّهَاتِكُمْ ، ثُمَّ يُوصِيكُمْ بِأُمَّهَاتِكُمْ ، ثُمَّ يُوصِيكُمْ بِأُمَّهَاتِكُمْ ، ثُمَّ يُوصِيكُمْ بِآبَائِكُمْ ، ثُمَّ يُوصِيكُمْ بِالْأَقْرَبِ فَالْأَقْرَبِ
Aḥmad bin ʿAlī bin Ḥajar al-Asqalānī (852 AH), Fatḥ al-Bārī Sharḥ Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 10, Kitāb al-Adab, Bāb Man Aḥaqqu al-Nās Biḥusn al-Ṣuḥbah (Caïro: Dar al-Rayyan lil-Turath, 1986), 416.
[5]
وَوَصَّيْنَا الْإِنسَانَ بِوَالِدَيْهِ إِحْسَانًا ۖ حَمَلَتْهُ أُمُّهُ كُرْهًا وَوَضَعَتْهُ كُرْهًا ۖ وَحَمْلُهُ وَفِصَالُهُ ثَلَاثُونَ شَهْرًا ۚ
Koran 46:15.
[6]
وَوَصَّيْنَا الْإِنسَانَ بِوَالِدَيْهِ حَمَلَتْهُ أُمُّهُ وَهْنًا عَلَىٰ وَهْنٍ وَفِصَالُهُ فِي عَامَيْنِ أَنِ اشْكُرْ لِي وَلِوَالِدَيْكَ إِلَيَّ الْمَصِيرُ
Koran 31:14.
[7]
حَدَّثَنَا إِبْرَاهِيمُ بْنُ مُحَمَّدٍ الدَّسْتُوَائِيُّ التُّسْتَرِيُّ ، حَدَّثَنَا يَعْقُوبُ بْنُ إِسْحَاقَ الْقَلُوسِيُّ أَبُو يُوسُفَ ، حَدَّثَنَا عَمْرُو بْنُ يُوسُفَ الْقُطَعِيُّ ، حَدَّثَنَا الْحَسَنُ بْنُ أَبِي جَعْفَرٍ ، عْنَ لَيْثِ بْنِ أَبِي سُلَيْمٍ ، عَنْ عَلْقَمَةَ بْنِ مَرْثَدٍ ، عَنْ سُلَيْمَانَ بْنِ بُرَيْدَةَ ، عَنْ أَبِيهِ ، ” أَنَّ رَجُلًا جَاءَ إِلَى النَّبِيِّ – صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَآلِهِ وَسَلَّمَ – فَقَالَ : يَا رَسُولَ اللَّهِ ، إِنِّي حَمَلْتُ أُمِّي عَلَى عُنُقِي فَرْسَخَيْنِ فِي رَمْضَاءَ شَدِيدَةٍ ، لَوْ أَلْقَيْتَ فِيهَا بَضْعَةً مِنْ لَحْمٍ لَنَضِجَتْ ، فَهَلْ أَدَّيْتُ شُكْرَهَا ؟ فَقَالَ : ” لَعَلَّهُ أَنْ يَكُونَ بِطَلْقَةٍ وَاحِدَةٍ ” . لَمْ يَرْوِهِ عَنْ عَلْقَمَةَ بْنِ مَرْثَدٍ إِلَّا لَيْثُ ، وَلَا عَنْ لَيْثٍ إِلَّا الْحَسَنُ بْنُ أَبِي جَعْفَرٍ ، تَفَرَّدَ بِهِ عَمْرُو بْنُ يُوسُفَ .
Abū al-Qāsim Sulaymān bin Aḥmad bin Ayyūb al-Ṭabarānī (360), al-Muʾjam al-Ṣagīr, deel 1, Bāb al-Alif man ismuh Ibrāhīm (Beiroet, Dar el- Fikr, 1997), 228-29.
[8]
حَدَّثَنَا عُثْمَانُ حَدَّثَنَا جَرِيرٌ عَنْ مَنْصُورٍ عَنْ الشَّعْبِيِّ عَنْ وَرَّادٍ مَوْلَى الْمُغِيرَةِ بْنِ شُعْبَةَ عَنْ الْمُغِيرَةِ بْنِ شُعْبَةَ قَالَ قَالَ النَّبِيُّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ إِنَّ اللَّهَ حَرَّمَ عَلَيْكُمْ عُقُوقَ الْأُمَّهَاتِ وَوَأْدَ الْبَنَاتِ وَمَنَعَ وَهَاتِ وَكَرِهَ لَكُمْ قِيلَ وَقَالَ وَكَثْرَةَ السُّؤَالِ وَإِضَاعَةَ الْمَالِ
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 2, Kitāb al-Istiqrāḍ wa Adā’ al-Diyūn wa al-Ḥijr wa al-Taflīs, Bāb Mā Yunhā ‘an ‘Iḍāʿat al-Māl (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 848.
[9] Ahmad Razā Khān al-Bareilwī [1340 AH], Fatāwā Riḍawiyyah, deel 15, Al-ḥuqūq liṭarh al-ʿuqūq (Bareilly: Imam Ahmad Raza Academy, 2016), 217-18.
[10]
حَدَّثَنَا عُبَيْدُ بْنُ إِسْمَاعِيلَ حَدَّثَنَا أَبُو أُسَامَةَ عَنْ هِشَامٍ عَنْ أَبِيهِ عَنْ أَسْمَاءَ بِنْتِ أَبِي بَكْرٍ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُمَا قَالَتْ قَدِمَتْ عَلَيَّ أُمِّي وَهِيَ مُشْرِكَةٌ فِي عَهْدِ رَسُولِ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ فَاسْتَفْتَيْتُ رَسُولَ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ قُلْتُ وَهِيَ رَاغِبَةٌ أَفَأَصِلُ أُمِّي قَالَ نَعَمْ صِلِي أُمَّكِ.
Muḥammad bin Ismāʿīl al-Bukhārī (256 AH), Ṣaḥīḥ al-Bukhārī, deel 2, Kitāb al-hibah wa-faḍlihā wa-al-taḥrīḍ ʿalayhā, Bāb al-Hadīyah li-l-Mushrikīn (Beiroet: Dar Ibn Kathir, 1993) 924.
[11]
حَدَّثَنَا إِبْرَاهِيمُ بْنُ مَهْدِيٍّ وَعُثْمَانُ بْنُ أَبِي شَيْبَةَ وَمُحَمَّدُ بْنُ الْعَلَاءِ الْمَعْنَى قَالُوا حَدَّثَنَا عَبْدُ اللَّهِ بْنُ إِدْرِيسَ عَنْ عَبْدِ الرَّحْمَنِ بْنِ سُلَيْمَانَ عَنْ أَسِيدِ بْنِ عَلِيِّ بْنِ عُبَيْدٍ مَوْلَى بَنِي سَاعِدَةَ عَنْ أَبِيهِ عَنْ أَبِي أُسَيْدٍ مَالِكِ بْنِ رَبِيعَةَ السَّاعِدِيِّ قَالَ بَيْنَا نَحْنُ عِنْدَ رَسُولِ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ إِذْ جَاءَهُ رَجُلٌ مِنْ بَنِي سَلَمَةَ فَقَالَ يَا رَسُولَ اللَّهِ هَلْ بَقِيَ مِنْ بِرِّ أَبَوَيَّ شَيْءٌ أَبَرُّهُمَا بِهِ بَعْدَ مَوْتِهِمَا قَالَ نَعَمْ الصَّلَاةُ عَلَيْهِمَا وَالِاسْتِغْفَارُ لَهُمَا وَإِنْفَاذُ عَهْدِهِمَا مِنْ بَعْدِهِمَا وَصِلَةُ الرَّحِمِ الَّتِي لَا تُوصَلُ إِلَّا بِهِمَا وَإِكْرَامُ صَدِيقِهِمَا
Abū Dāwūd Sulaymān bin al- Ashʿath al-Azdī al-Sijistānī (275 AH), Sunan Abī Dāwūd, deel 4, Abwāb al-Nawm, Bāb fī Birr al-Wālidayn (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, z.d.) 336.
[12]
حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ حُجْرٍ حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ مُسْهِرٍ عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عَطَاءٍ عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ بُرَيْدَةَ عَنْ أَبِيهِ قَالَ كُنْتُ جَالِسًا عِنْدَ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ إِذْ أَتَتْهُ امْرَأَةٌ فَقَالَتْ يَا رَسُولَ اللَّهِ إِنِّي كُنْتُ تَصَدَّقْتُ عَلَى أُمِّي بِجَارِيَةٍ وَإِنَّهَا مَاتَتْ قَالَ وَجَبَ أَجْرُكِ وَرَدَّهَا عَلَيْكِ الْمِيرَاثُ قَالَتْ يَا رَسُولَ اللَّهِ إِنَّهَا كَانَ عَلَيْهَا صَوْمُ شَهْرٍ أَفَأَصُومُ عَنْهَا قَالَ صُومِي عَنْهَا قَالَتْ يَا رَسُولَ اللَّهِ إِنَّهَا لَمْ تَحُجَّ قَطُّ أَفَأَحُجُّ عَنْهَا قَالَ نَعَمْ حُجِّي عَنْهَا قَالَ أَبُو عِيسَى هَذَا حَدِيثٌ حَسَنٌ صَحِيحٌ لَا يُعْرَفُ هَذَا مِنْ حَدِيثِ بُرَيْدَةَ إِلَّا مِنْ هَذَا الْوَجْهِ وَعَبْدُ اللَّهِ بْنُ عَطَاءٍ ثِقَةٌ عِنْدَ أَهْلِ الْحَدِيثِ وَالْعَمَلُ عَلَى هَذَا عِنْدَ أَكْثَرِ أَهْلِ الْعِلْمِ أَنَّ الرَّجُلَ إِذَا تَصَدَّقَ بِصَدَقَةٍ ثُمَّ وَرِثَهَا حَلَّتْ لَهُ وَقَالَ بَعْضُهُمْ إِنَّمَا الصَّدَقَةُ شَيْءٌ جَعَلَهَا لِلَّهِ فَإِذَا وَرِثَهَا فَيَجِبُ أَنْ يَصْرِفَهَا فِي مِثْلِهِ وَرَوَى سُفْيَانُ الثَّوْرِيُّ وَزُهَيْرٌ هَذَا الْحَدِيثَ عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عَطَاءٍ
Abū ʿIsā Muḥammad al-Tirmidzī (279 AH), Sunan al-Tirmidzī, deel 3, Kitāb al-Zakāh ʿan Rasūl Allāh Ṣalla Allāhu ʿalayhi wa-Sallam, Bāb Mā Jāʼa fī al-Mutṣaddiq Yarith Ṣadaqatah. (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 2017) 54-55.
[13]
أَخْبَرَنَا مُحَمَّدُ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ يَزِيدَ قَالَ حَدَّثَنَا سُفْيَانُ عَنْ الزُّهْرِيِّ عَنْ عُبَيْدِ اللَّهِ بْنِ عَبْدِ اللَّهِ عَنْ ابْنِ عَبَّاسٍ عَنْ سَعْدٍ أَنَّهُ قَالَ مَاتَتْ أُمِّي وَعَلَيْهَا نَذْرٌ فَسَأَلْتُ النَّبِيَّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ فَأَمَرَنِي أَنْ أَقْضِيَهُ عَنْهَا
al-Nasā’ī , Ahmad bin Shu’ayb al-Nasā’ī (303 AH), Nasā’ī, deel 6, Kitāb al-Wasāyā, Dhikr al-Ikhtilāf ʿalā Sufyān (Beiroet: Maktaba Matbu’at al-Islamiya, 1994) 254.