Wat maakt de vasten afkeurenswaardig?
Proeven
Tijdens de vasten is het niet toegestaan om zomaar te kauwen of te proeven, tenzij er een geldige reden is. Er zijn situaties waarin het wel is toegestaan om te proeven, zoals wanneer iemand snel geïrriteerd raakt als het eten te weinig of te veel zout bevat, of wanneer er een zeer jong kind is dat geen vast voedsel kan eten en er geen gemalen voedsel beschikbaar is om het kind te voeden. [1]
Het proeven volgens de islamitische voorschriften betekent niet het eten van een klein deel van iets, maar het herkennen van de smaak door iets op de tong te leggen en vervolgens uit te spugen zonder iets door te slikken. Als je iets proeft door een klein beetje van iets te eten, dan is je vasten verbroken en als je aan de voorwaarde van de boetedoening voldoet, zul je ook boete moeten doen. [2]
Gedrag
Liegen, roddelen, klikken, schelden, ongepast taalgebruik en het kwetsen van anderen zijn verboden en haram (verboden), en tijdens het vasten zijn deze bezigheden nog strenger verboden.[3]
Fysiek contact
Tijdens het vasten is fysiek contact zoals vrijen en knuffelen afkeurenswaardig als er vrees bestaat voor een zaadlozing of geslachtsgemeenschap. Ook het zuigen op de lippen of tong en niet-penetratieve seksuele handelingen zijn afkeurenswaardig.[4][5]
Hygiëne
Het is afkeurenswaardig om tijdens het vasten op een overdreven manier je onderste intieme delen te wassen na het doen van je behoefte op het toilet. Evenzo is het afkeurenswaardig om op een overdreven manier je mond te spoelen of water in je neus te snuiven.[6]
Het is toegestaan om tijdens het vasten bloemen te ruiken of jezelf te parfumeren, zolang de deeltjes ervan niet in de keel belanden. Als de rook van wierook tijdens het vasten per ongeluk in de keel terechtkomt, wordt de vasten niet verbroken. Maar als iemand de wierook aansteekt en de rook opzettelijk inhaleert, dan wordt de vasten verbroken.[7]
Het is niet ongewenst om olie aan te brengen op de baard of snor. Het bestrijken van de ogen met antimonium is toegestaan, behalve als het voor cosmetische doeleinden is. Het beoliën van de baard om de groei te stimuleren is afkeurenswaardig. [8][9]
Tijdens het vasten onwenselijk om speeksel in de mond te verzamelen en dan door te slikken. Dit geldt ook voor niet-vastende periodes, omdat het onaangenaam kan zijn voor anderen om te zien. Bovendien is het ook geen goed idee om constant speeksel uit te spugen op de stoep of in een doekje, omdat dit niet alleen afkeuring kan oproepen, maar ook kan leiden tot een droge mond en lippen.[10]
Tijdens het vasten is het toegestaan om je tanden te poetsen met een miswāk (een traditionele tandenborstel) of een normale tandenborstel, maar het is afkeurenswaardig om tandpasta te gebruiken.[11][12]
Verkoeling
Het is toegestaan om tijdens het vasten afkoeling te zoeken door de mond te spoelen of voorzichtig water in de neus te snuiven, te douchen of een vochtig stuk stof op het lichaam te leggen. [13]
Het bedekken van het lichaam met een vochtig stuk stof om te laten blijken dat men het moeilijk heeft, is afkeurenswaardig. Het hart moet niet klein worden gemaakt terwijl men bezig is met een eredienst voor Allah. [14]
De vasten tijdens de Ramadan is een tijd van bezinning en zelfontwikkeling. Het is een tijd om te reflecteren op het eigen spirituele leven en om dichter bij Allah te komen. Het vasten omvat meer dan alleen onthouding van eten en drinken en vereist het naleven van bepaalde regels en voorschriften. In dit artikel hebben we enkele van de afkeurenswaardige aspecten van de vasten besproken. Het is belangrijk om deze regels te respecteren en te volgen om de vasten als een geldige en geaccepteerde vorm van aanbidding te maken. Moge Allah ons helpen om de vasten op de juiste manier te observeren en ons spirituele leven te versterken.
[1]
وَكُرِهَ ذَوْقُ شَيْءٍ، وَمَضْغُهُ بِلَا عُذْرٍ كَذَا فِي الْكَنْزِ. وَمِنْ الْعُذْرِ فِي الْأَوَّلِ مَا لَوْ كَانَ زَوْجُ الْمَرْأَةِ وَسَيِّدُهَا سَيِّئَ الْخُلُقِ فَذَاقَتْ الْمَرَقَةَ، وَمِنْ الْعُذْرِ فِي الثَّانِي أَنْ لَا تَجِدَ مَنْ يَمْضُغُ الطَّعَامَ لِصَبِيِّهَا مِنْ حَائِضٍ أَوْ نُفَسَاءَ أَوْ غَيْرِهِمَا مِمَّنْ لَا يَصُومُ، وَلَمْ تَجِدْ طَبِيخًا، وَلَا لَبَنًا حَلِيبًا كَذَا فِي النَّهْرِ الْفَائِقِ وَذَكَرَ فِي التَّجْنِيسِ أَنَّ كَرَاهَةَ الذَّوْقِ فِي صَوْمِ الْفَرْضِ، وَأَمَّا التَّطَوُّعُ فَلَا بَأْسَ كَذَا فِي النِّهَايَةِ. وَيُكْرَهُ لِلصَّائِمِ أَنْ يَذُوقَ الْعَسَلَ أَوْ الدُّهْنَ لِيَعْرِفَ الْجَيِّدَ مِنْ الرَّدِيءِ عِنْدَ الشِّرَاءِ كَذَا فِي فَتَاوَى قَاضِي خَانْ. وَقِيلَ لَا بَأْسَ بِهِ إذَا لَمْ يَجِدْ بُدًّا مِنْ شِرَائِهِ أَوْ يَخَافُ الْغَبْنَ كَذَا فِي الزَّاهِدِيِّ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[2]
چکھنے کے وہ معنی نہیں جو آج کل عام محاورہ ہے یعنی کسی چیز کا مزہ دریافت کرنے کے لیے اُس میں سے تھوڑا کھا لینا کہ یوں ہو تو کراہت کیسی روزہ ہی جاتارہے گا، بلکہ کفارہ کے شرائط پائے جائیں تو کفارہ بھی لازم ہوگا۔ بلکہ چکھنے سے مراد یہ ہے کہ زبان پر رکھ کر مزہ دریافت کرلیں اور اسے تھوک دیں اس میں سے حلق میں کچھ نہ جانے پائے۔
Muhammad Amjad ʿAlī Aʾẓamī (1367 AH), Bahāre Sharīʿat, deel 1, sectie 5, Roza kā Bayān, Roza ke Makrūhāt ka Bayān, (Delhi: Maktabatul Madina, 2008), 996-97.
[3]
حَدَّثَنَا عَبْدُ الرَّحْمَنِ قَالَ حَدَّثَنَا سَلِيمٌ عَنْ سَعِيدٍ عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ عَنْ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ وَبَهْزٌ قَالَ حَدَّثَنِي سَلِيمُ بْنُ حَيَّانَ قَالَ حَدَّثَنَا سَعِيدٌ عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ عَنْ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ قَالَ الصَّوْمُ جُنَّةٌ وَإِذَا كَانَ أَحَدُكُمْ يَوْمًا صَائِمًا فَلَا يَرْفُثْ وَلَا يَجْهَلْ فَإِنْ أَحَدٌ شَتَمَهُ أَوْ فَإِنْ امْرُؤٌ شَتَمَهُ فَلْيَقُلْ إِنِّي صَائِمٌ قَالَ بَهْزٌ فَإِنْ امْرُؤٌ شَتَمَهُ أَوْ قَاتَلَهُ فَلْيَقُلْ إِنِّي صَائِمٌ وَكَذَا قَالَ عَفَّانُ أَوْ قَاتَلَهُ
Aḥmad bin Ḥanbal [142 AH], Musnad al-Imām Ahmad, Kitāb al-Ṣawm, deel 2, Bāqī musnad al-mukhthirīn, Musnad Abī Hurayrah (Beiroet: Dar Ihya al-Turath al-Arabi, 1993), 462
[4]
( وَ ) كُرِهَ ( قُبْلَةٌ ) وَمَسٌّ وَمُعَانَقَةٌ وَمُبَاشَرَةٌ فَاحِشَةٌ ( إنْ لَمْ يَأْمَنْ ) الْمُفْسِدَ وَإِنْ أَمِنَ لَا بَأْسَ
Muḥammad bin ʿAlī al-Ḥaṣkafī [1088 AH], al- Durr al-Muḥtār Sharḥ Tanwīr al- Abṣār wa Jāmiʾ al-Biḥār, Kitāb al-Ṣawm, (Beiroet: Dar Al-kotob Al-Ilmiyah, 2002), 148
[5]
وَلَا بَأْسَ بِالْقُبْلَةِ إذَا أَمِنَ عَلَى نَفْسِهِ مِنْ الْجِمَاعِ وَالْإِنْزَالِ وَيُكْرَهُ إنْ لَمْ يَأْمَنْ وَالْمَسُّ فِي جَمِيعِ ذَلِكَ كَالْقُبْلَةِ كَذَا فِي التَّبْيِينِ. وَأَمَّا الْقُبْلَةُ الْفَاحِشَةُ، وَهِيَ أَنْ يَمُصَّ شَفَتَيْهَا فَتُكْرَهُ عَلَى الْإِطْلَاقِ، وَالْجِمَاعُ فِيمَا دُونَ الْفَرْجِ وَالْمُبَاشَرَةُ كَالْقُبْلَةِ فِي ظَاهِرِ الرِّوَايَةِ. قِيلَ إنَّ الْمُبَاشَرَةَ الْفَاحِشَةَ تُكْرَهُ، وَإِنْ أَمِنَ هُوَ الصَّحِيحُ كَذَا فِي السِّرَاجِ الْوَهَّاجِ. وَالْمُبَاشَرَةُ الْفَاحِشَةُ أَنْ يَتَعَانَقَا، وَهُمَا مُتَجَرِّدَانِ وَيَمَسَّ فَرْجُهُ فَرْجَهَا، وَهُوَ مَكْرُوهٌ بِلَا خِلَافٍ هَكَذَا فِي الْمُحِيطِ. وَلَا بَأْسَ بِالْمُعَانَقَةِ إذَا لَمْ يَأْمَنْ عَلَى نَفْسِهِ أَوْ كَانَ شَيْخًا كَبِيرًا هَكَذَا فِي السِّرَاجِ الْوَهَّاجِ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 200.
[6]
وَتَكْرَهُ لَهُ الْمُبَالَغَةُ فِي الِاسْتِنْجَاءِ كَذَا فِي السِّرَاجِ الْوَهَّاجِ. وَكَذَا الْمُبَالَغَةُ فِي الْمَضْمَضَةِ وَالِاسْتِنْشَاقِ قَالَ شَمْسُ الْأَئِمَّةِ الْحَلْوَانِيُّ: وَتَفْسِيرُ ذَلِكَ أَنْ يُكْثِرَ إمْسَاكَ الْمَاءِ فِي فَمِهِ وَيَمْلَأَ لَا أَنْ يُغَرْغِرَ (١) كَذَا فِي الْمُحِيطِ، وَلَوْ فَسَا الصَّائِمُ أَوْ ضَرَطَ فِي الْمَاءِ لَا يَفْسُدُ الصَّوْمُ وَيُكْرَهُ لَهُ ذَلِكَ هَكَذَا فِي مِعْرَاجِ الدِّرَايَةِ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[7]
( أَوْ دَخَلَ حَلْقَهُ غُبَارٌ أَوْ ذُبَابٌ أَوْ دُخَانٌ ) وَلَوْ ذَاكِرًا اسْتِحْسَانًا لِعَدَمِ إمْكَانِ التَّحَرُّزِ عَنْهُ ، وَمُفَادُهُ أَنَّهُ لَوْ أَدْخَلَ حَلْقَهُ الدُّخَانَ أَفْطَرَ أَيَّ دُخَانٍ كَانَ وَلَوْ عُودًا أَوْ عَنْبَرًا لَهُ ذَاكِرًا لِإِمْكَانِ التَّحَرُّزِ عَنْهُ فَلْيُتَنَبَّهْ لَهُ كَمَا بَسَطَهُ الشُّرُنْبُلَالِيُّ
Muḥammad bin ʿAlī al-Ḥaṣkafī [1088 AH], al- Durr al-Muḥtār Sharḥ Tanwīr al- Abṣār wa Jāmiʾ al-Biḥār, Kitāb al-Ṣawm, (Beiroet: Dar Al-kotob Al-Ilmiyah, 2002), 145
[8]
وَلَا يُكْرَهُ كُحْلٌ، وَلَا دَهْنُ شَارِبٍ كَذَا فِي الْكَنْزِ. هَذَا إذَا لَمْ يَقْصِدْ الزِّينَةَ فَإِنْ قَصَدَهَا كُرِهَ كَذَا فِي النَّهْرِ الْفَائِقِ، وَلَا فَرْقَ بَيْنَ أَنْ يَكُونَ مُفْطِرًا أَوْ صَائِمًا كَذَا فِي التَّبْيِينِ.
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[9]
( لَا ) يُكْرَهُ ( دَهْنُ شَارِبٍ وَ ) لَا ( كُحْلِ ) إذَا لَمْ يَقْصِدْ الزِّينَةَ أَوْ تَطْوِيلَ اللِّحْيَةِ إذَا كَانَتْ بِقَدْرِ الْمَسْنُونِ وَهُوَ الْقَبْضَةُ
Muḥammad bin ʿAlī al-Ḥaṣkafī [1088 AH], al- Durr al-Muḥtār Sharḥ Tanwīr al- Abṣār wa Jāmiʾ al-Biḥār, Kitāb al-Ṣawm, (Beiroet: Dar Al-kotob Al-Ilmiyah, 2002), 148
[10]
وَيُكْرَهُ لِلصَّائِمِ أَنْ يَجْمَعَ رِيقَهُ فِي فَمِهِ ثُمَّ يَبْتَلِعَهُ كَذَا فِي الظَّهِيرِيَّةِ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[11]
وَلَا بَأْسَ بِالسِّوَاكِ لِلصَّائِمِ بُكْرَةً وَعَشِيًّا لِقَوْلِهِ – عَلَيْهِ السَّلَامُ – «خَيْرُ خِلَالِ الصَّائِمِ السِّوَاكُ» . وَقَالَ الشَّافِعِيُّ يُكْرَهُ بِالْعَشِيِّ وَسَوَاءٌ كَانَ السِّوَاكُ رَطْبًا أَوْ يَابِسًا أَوْ مَبْلُولًا وَعَنْ أَبِي يُوسُفَ يُكْرَهُ الْمَبْلُولُ.
Abū Bakr bin ʿAlī bin Muḥammad al- Ḥaddād al- Zabīdiyy (800 AH), al-Jawharah al-Nayyirah, deel 1, Kitāb al-Ṣawm, (Beiroet: Dar Al-kotob Al- Ilmiyah, 206), 341-43.
[12]
وَلَا بَأْسَ بِالسِّوَاكِ الرَّطْبِ وَالْيَابِسِ فِي الْغَدَاةِ وَالْعَشِيِّ عِنْدَنَا قَالَ أَبُو يُوسُفَ – رَحِمَهُ اللَّهُ تَعَالَى – يُكْرَهُ الْمَبْلُولُ بِالْمَاءِ، وَفِي ظَاهِرِ الرِّوَايَةِ لَا بَأْسَ بِذَلِكَ، وَأَمَّا الرَّطْبُ الْأَخْضَرُ فَلَا بَأْسَ بِهِ عِنْدَ الْكُلِّ كَذَا فِي فَتَاوَى قَاضِي خَانْ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[13]
وَعَنْ أَبِي حَنِيفَةَ – رَحِمَهُ اللَّهُ تَعَالَى – أَنَّهُ يُكْرَهُ لِلصَّائِمِ الْمَضْمَضَةُ وَالِاسْتِنْشَاقُ بِغَيْرِ وُضُوءٍ وَكُرِهَ الِاغْتِسَالُ وَصَبُّ الْمَاءِ عَلَى الرَّأْسِ وَالِاسْتِنْقَاعُ فِي الْمَاءِ وَالتَّلَفُّفُ بِالثَّوْبِ الْمَبْلُولِ وَقَالَ أَبُو يُوسُفَ: لَا يُكْرَهُ، وَهُوَ الْأَظْهَرُ كَذَا فِي مُحِيطِ السَّرَخْسِيِّ
Nizām al-Dīn al-Burhānpūrī bi amr al Sulṫān Awrangzeb ʿAlamġīr [1028 AH], al-Fatāwā al- Hindiyyah, deel 1, Kitāb al Ṣawm, al-Bab al-Thālith fī Mā Yakrah li al- Ṣā‘im wa Mā Lā Yakrah, (Beiroet: Dar Sadir, 1991), 199.
[14]
۔ ہاں اگر پریشانی ظاہر کرنے کے لیے بھیگا کپڑا لپیٹنا تو مکروہ ہے کہ عبادت میں دل تنگ ہونا اچھی بات نہیں ۔
Muhammad Amjad ʿAlī Aʾẓamī (1367 AH), Bahāre Sharīʿat, deel 1, sectie 5, Roza kā Bayān, Roza ke Makrūhāt ka Bayān, (Delhi: Maktabatul Madina, 2008), 998
Disclaimer
De informatie op deze website over de fiqh (islamitische jurisprudentie) heeft betrekking op de Hanafitische rechtsschool. Houd er rekening mee dat de inhoud en interpretaties mogelijk niet representatief zijn voor de andere islamitische rechtsscholen
