De koran zegt:
[Soerat Mohammed, 47:19]
Het is van groot belang om kennis op te doen van de geloofsleer met al haar fundamentele regels en voorwaarden. Handelingen van aanbidding kunnen worden geleerd door goed geïnformeerde geloofsgenoten te imiteren. Het geloof echter kan niet worden geleerd door imitatie aangezien dit een kwestie van kennis is. De mens is van nature nieuwsgierig ingesteld en is voortdurend op zoek naar antwoorden op de vele vragen waar ze mee zitten. Mensen raken echter zeer geëmotioneerd als het gaat om religie, maar alleen emoties kunnen niet helpen zonder een solide basis. Onwetendheid is de wortel van alle negatieve emoties. Het vergaren van kennis is verplicht voor elk moslim en moslima. We leren immers van de wieg tot het graf. De toestand van de moslimgemeenschap leert ons dat een groot deel geen kennis heeft van de regels en voorwaarden van het gebed, het vasten, de verplichte armenbijdrage of de bedevaart. Sterker nog, sommigen weten niet eens dat het meest elementaire fundament van het geloof tauhied is.
Kennis van de geloofsleer en tauhied moet eerst verworven worden voordat er correct gehandeld kan worden op de geboden van de koran en de soenna. Dit wil niet zeggen dat men zich hiervan moet weerhouden tot men de kennis hiervan heeft opgedaan. Integendeel, defecten in handelingen, geloof en uitspraken worden geregistreerd en hiervoor dient men zelf verantwoording af te leggen aan zijn of haar Schepper. Immers als het geloof niet correct is door een onjuiste opvatting in de geloofsleer, of het gebed onjuist is door gebrek aan kennis, dan zal men voor een onjuiste geloofsopvatting of ongeldige gebed aansprakelijk worden gesteld.
De gevoelige kwestie van tauhied is dat defecten hierin niet alleen de daad nietig doet verklaren, maar een moslim kan converteren tot een niet moslim zonder dat men hiervan kennis heeft. Anders gezegd: “Onwetendheid in tauhied kan leiden tot blasfemie ongeacht deze defecten bewust of onbewust werden gemaakt.”
De zuilen van de islam dienen in alle correctheid te worden uitgevoerd. Deze daden zullen echter niet worden aanvaard totdat de geloofsopvattingen niet juist zijn en de handelingen niet juist zijn uitgevoerd. Hierbij is een basiskennis van de geloofsleer en wetgeving van het islamitische recht een vereiste.
De koran zegt:
[Soerat al- Baqarah, 2:286]
Verder zegt de koran:
[Soerat Aal Imraan, 3:25]
Bronvermelding : Soerat Mohammed 47: 19 Soerat al- Baqarah 2: 286 Soerat Aal Imraan 3: 25